Notaris-, schepen- en andere akten

1 Voor schepenen van Veghel verschenen Daniel Jan Daniels van Bergeijck en zijn zus Jenneken vrouw van Peter Jans, om op verzoek van Anthonij van Geelkercken als man van Elisabeth van de Laer een verklaring afleggen. Ze verklaren ‘dat in de jaere seventienhondert ende ses in junij, sonder den preciesen dach onthouden te hebben, haer deponenten noch kennelijck is en in goede geheugenisse sijn hebbende, sijnde den tijdt als wanneer concurrentie en preferentie wierde gehouden over de geruineerde goederen van Peter van Laer, dat alsdoen is voorgevallen dat Jan Lourens van Steenvoorden was geprefereert met eene somme van negenhondert gulden, ende dat den evicteur de heer Jacob Boor deselve penningen niet willende schieten aen den voornoemde Steenvoorden als onder behoorlijcke ende suffisante cautie is gebeurt. En hebben deponenten gehoort ende gesien dat den voornoemde Steenvoorden aen Jan Peter Huijberts om te staen voor de bovengenoemde borgh tochte ingevalle van commer, calangie letteren ofte brieven dese geprefereert sijnde aen de voornoemde Jan Peter Huijberts, hebben sien aentellen de somme van vijftien goude pistoolen onder conditie expres dat wanneer geen nader preferentie quam, dat hij de helfte van de voornoemde vijfthien pistoolen soude parteren ofte deijlen met sijn nicht Elisabeth die daer mede present was, ende dat hij daer niet op en sprack.’ Getuigen: Gijsbert van der Linden en Handrick van Kielsdonck, schepenen, M. Niekens, secretaris. [datum zal 1714 moeten zijn].

2 Op 14-12-1713 is ‘binnen den dorpe van Vechel’ overleden Ariaen Willems ‘sonder wettige geboorte naer te laten’. Zijn in Vechel gelegen goederen worden getaxeerd voor de collaterale successie: De helft in ‘huijs, hof en aengelach, groot te samen vijf loopensaeten alhier aen het Bueckelaer’, e.z. en e.e.: Zeger Roeffen. Getaxeerd voor dit deel op 100 gulden. De helft in ‘acker teullants, groot drije loopensaeten, genaemt het Campken’, e.z.: Martten Lambert Marttens, a.z.: Dirck Jacob Gielens. Dit goed is belast met jaarlijks 6 vaten rogge ‘aen den armen van Vechel’ en 7 stuivers aan M. de Tombe als geestelijk rentmeester. Getaxeerd voor dit deel op 6 gulden. De helft van ‘acker, soo teul als groeslant, samen groot anderhalff lopensaet’, e.z.: kinderen van Peter Theunis Henrick Lamberts, a.z.: Grietie Laufreijns. Getaxeerd voor dit deel op 20 gulden. De helft van ‘stuck teullandt alhier opte Heese, groot half loopensaet’, e.z.: Dirsken weduwe van Henrick Marttens, a.z.: Grietje Laufreijns. Dit goed is belast met jaarlijks 3 vaten rogge ‘aen den armen van Vechel’. Getaxeerd ‘niet waerdiger als de lasten’, op nul. De helft in ‘hoijvelt alhier in de Heijse Buenders, groot te samen twee karren hoijgewas’, e.z.: Jan van den Hurck, a.z.: het Udens Campken. Getaxeerd voor dit deel op 12 gulden. De helft van ‘hoijveltie aen het Bueckelaer, groot samen twee karren gewas jaerlijcx’, e.z.: Jan Peter Henrick Lamberts, a.z.: Dirske weduwe Henrick Marttens. Getaxeerd voor dit deel op 12 gulden. Jan Willems is erfgenaam van overledene. Getuigen: Joost van der Poll, Handrick van Kielsdonck en Dierck van de Lande, schepenen, M. Niekens, secretaris.

3 Jan Delissen, ‘inwoonder der stadt van Amsterdam’, mede optredend voor zijn zus Stijntie Delisen, mede door procuratiebrieven hem verleend, op 30-01-1713 gepasseerd binnen voorschreven stad door Willem Gerritse en Henrick Theunis als voogden voor notaris Beuckelaer, consenteert ‘ten opsichte van de goederen die sijn vercocht door sijne moeder Neeltje weduwe Delis Jansen aen Jan Dirckx van der A in dato den 14e september 1708, dat Jan Delissen daer in consenteert en secht wel ende recht vercocht te sijn’. Getuigen: Handrick van Kielsdonck en Dierck van Tillaers, schepenen, M. Niekens, secretaris.

4 Schepenen van Veghel verklaren ‘dat thoonder deses, Peter Bastiaens, woonende binnen den dorpe van Gerwen, Meijerije voorschreven, denselven is een coopman van beesten die alhier ende in Meijerije voorschreven van de naburen coopt ende verdrijfft verscheijde beesten, soo als denselven mede verclaerde, dat sijn beesten gesont ende van geene besmettelijcke ofte contagieuse siecktens geinfecteert. Dat oock alhier of in eenige plaetsen van de Meijerije voorschreven tot noch toe is, Godt sij gedanckt, vernomen dat eenige beesten van alsulcken sieckten sijn besmeth geweest of daer van gestorven. Versoeckende derhalven thoonder deses te laten passeren ende repasseren.’ Getuigen: Gijsbert van der Linde en Dierck van Tillaers, schepenen, M. Niekens, secretaris.