Notaris-, schepen- en andere akten

33 Op 2-11-1709 bezorgt vorster van stad en vrijheid Oss, Claes Kremmers, een brief aan Ott van Ingen. Weduwe Hermen Meulendijck heeft beslag laten leggen op de goederen van Ott van Ingen, wonende te Oss. De goederen liggen in Boekel.

34 Copie van 12-04-1709 voor notaris Bijel. Jonkheer Peter Saverneel, geheten Waersegger, heer van Brugge, echtgenoot en momber van vrouwe Catharina van der Schueren, geheten Hinckaert, mede namens juffrouw Anna van der Schueren, geheten Hinckaert (procuratie dd 30-09-1687 voor notaris Martinus van Schoubroeck te Leuven) bekennen 15.000 guldens (in munten van patacons en schellingen) ontvangen te hebben van heere prince en vrouwe princesse van Rubempre. Ze krijgen daarvoor een erfrente van 720 gulden per jaar. Aflossen kan in vijf termijnen van 3000 gulden. Twee eerdere schuldbekentenissen, van 24-01-1688 en van 06-04-1686, zijn hierin opgenomen. Ze geven in onderpand drie vierde delen in vier Bandt Molens staande te Berghem, Osch, Heesch en Nistelrode. Nog een rente van 70 gulden per jaar op de Gruijtten aldaar, hen aangekomen van vrouwe Elisabet Hinckaert. Verder de heerlijkheid en de goederen van Brugge en het Adelijk huis aldaar, gelegen te Betecom. (Testamenten van Elisabeth Hinckaert op 24-10-1661 voor notaris van Malderen en op 28-05-1666 voor notaris Panhuijssen). Hun aandeel in de banmolens hebben ze verkregen van vrouwe Louisse Brigitte de Rubempre hun dochter, vrouw van de hooggeboren heer Charle Fredrick Rijngrave. Vernieuwd op 20-07-1691 voor schepenen van ’s-Hertogenbosch, Johan Christoffel Zeijts en Gijsbert van Hamel.

35 Philippus Franciscus, Prince van Rubempré, getrouwd met Louijsse Brigitte de Rubempré, die eerder getrouwd is geweest met Charles Fredrick Rijngrave, eisser, contra, Johan van Rijckevorssel, medicine doctor in ’s-Hertogenbosch; Maria, weduwe Peter Willems van Druenen; de weduwe van Diellis Cornelissen; Otto van Ingen en N.N. van der Heijden, molenaars respectivelijk wonende te Heesch, Oss en Berghem, verweerders. De eissers hebben een kapitaal van 15.000 gulden uitgezet tegen een jaarlijkse rente van 720 gulden. Dat is gedaan door jonkheer Peter Saverneel. In onderpand is gegeven een jaarlijkse rente van 70 gulden op de Gruijten alhier, in bezit van de eerste gedaagde. Verder drie vierde parten in de molens van Heesch, Nistelrode, Oss en Berghem, waarvan de gedaagden gebruikers zijn. Er is een achterstand in de betaling van de rente, opgelopen tot meer dan 6000 gulden. De eisser stelt de verweerders aansprakelijk.

36 Weduwe Meulendijck wil gerechtelijk laten verkopen, de verpande goederen van Otto van Ingen en zijn vrouw, gelegen te Boekel, om daar diverse sommen geld aan te verhalen. Als eerste 200 gulden ter vermindering van een kapitaal van 2000 gulden. Een som van 100 gulden, zijnde de rente van de vorige som. En nog 30 gulden, dus samen 330 gulden die Ott van Ingen schuldig is (notariele akte van 01-06-1706 te ‘s- Hertogenbosch). Otto zou dat bedrag in 10 jaar aflossen, maar hij heeft maar twee jaar betaald. Volgens Otto zou dat worden betaald uit zijn jaarlijkse huursom. Philip, prince Rubampré heeft de molens van Oss, Heesch, Berghem en Nistelrode in evictie getrokken vanwege een schuld van 6000 gulden, zijnde achterstallige rente op een kapitaal van 15.000 gulden. Onder andere de molenaar van Berghem en de molenaarsters van Heesch en Nistelrode en Otto van Ingen als gebuiker van de (wind- en ros)molen van Oss zijn aansprakelijk gesteld. Lopende deze rechtszaak mag hij niet betalen aan andere crediteuren. Hij wil echter wel betalen. Weduwe Meulendijck accepteert het aanbod om de rekening in twee jaar af te betalen. De schepenen van Boekel verwijzen de zaak door naar het gerecht van Uden. Die stellen de eiseres in het gelijk. De verweerder gaat in hoger beroep.