Notaris-, schepen- en andere akten

13 Wij Johan van Zutphen en Johan Francois Balbiaen schepenen der stadt ’s-Hertogenbos maken kennelijck certificerende mits desen dat voor ons persoonlijck is verscheenen ende gecompareert monsieur Johan Hurnkens, rhentmeester van den thol tot Oijen ende juffrouw Sophia van Hemert sijnne huijsvrouw met den voorschreven haaren man als haaren gecoren momboir, ende hebben aen Michiel Withnij tot behoeff van den hoochedel geboren heere Jacob Ferdinand Sweerts de Landas, heere van Oijen etc. voor de voldoeninghe ende betalinghe van sekere twee duijsent, vier hondert veerthien gulden sesthien stuijver, vier penningen, binnen den tijt van ses eerstcomende jaaren met den interest van dien te vervallen ende jaarlijx te rekenen tegens den penningh twentigh ende vier hondert gulden ijder jaar op het capitael ofte bij mancquement van dien soude den heere van Oijen vrij staan de geheele somme te mogen eijsschen, welckes voorschreven somma deselve comparanten bij liquidatie aen gemelden heer van Oijen waren schuldigh gebleven over een capitael van vier duijsent gulden gelooft op den 15 junij 1669 specivelijck verbonden ende ten onderpanden gestelt gelijck sij verbinden ende ten onderpant stellen mits deesen den hoff lants gelegen tot Velp in den landen van Ravestein, daar Jan Arts op woont ter plaetse genaampt de Drij Huijsen; item de helfte van den hoff gelegen ter plaetsche voorschreven daer Jan Cornelissen Seems op woont, waar van de wederhelfte vrouwe Catharina Hurnkens weduwe capitain Zeels soude competeren, die oock een capitael van derthien hondert gulden op de helfte der voorschreven comparanten ende tot last van dien soude hebben, gelijck men verclaarde; Item een weijde genaemt de Reijx weijde, gelegen onder Reeck ter plaetse voorschreven, gebruijckt wordende bij Derrick de Man, woonende aen den Drij Huijsen, voor een vierde part des voorschreven comparanten toecoomende ende haer aengecomen bij coop van den ouden Huernkens,

14 Jan van Eldrum, borger van de stad Grave, zich sterk makende voor zijn zoon Henrik van Eldrum en Wilm Blomarts en zijn vrouw Hendrina van Eldrum en Joannes van Eldrum vesten aan Hendrik Fransen en zijn vrouw Eijcke Janssen, een kamp land genaamd de langen morgen, gelegen te Velp, groot 3 morgen, een zijde heer Rieffenbergh, andere zijde weduwe Hermen Verhoeven, nu toecomende Jan Thonissen te Schaijk, een eind op de smaale wetteringe, andere eind op de groote wetteringh. Geprotocolleerd op 01-12-1699.

15 Jacob de Bont, schepen van Ravenstein, voor zichzelf en als vader en momber van zijn minderjarige kinderen, vest aan Everhardt Smetser en zijn vrouw Maria van Cent, een huis en hof genaamd de Wiele met zijn vissereij, graften, houtgewas, weiland en bouwland, gelegen te Velp aan de Sommerdijck, tegenwoordig gepacht en bewoond door Geurt van Gulik. De weilanden bestaan uit drie kampjes neffens de rijegenoote het Gasthuijs en de erfgenamen van Jan Braningen, gelegen langs de sommerdijck en het huis. De hof is gelegen rontom in sijnne graften en pootsels dicht bij het huis. Het bouwland bestaat uit 11 akkers, een zijde de Sommerdijck, andere zijde beplant met een eiken heg de gemeene straat en Jurie Hendricx van der Wiele. Geprotocolleerd op 10-05-1700.

16 Bartholomaeus Roesterbergh (hij tekent als Roestenbergh) en zijn vrouw Henrina Peters; Gerardus de Valck en zijn vrouw Allegundis Janssen, vesten aan Gijsbert van Cuelen en zijn vrouw Gertruijd Lippelen, een stuk land gelegen op den Sittart, groot circa een morgen, gelegen te Velp, een zijde Reijnder Gerrits, andere zijde het straatje, een eind de Bagijnen te Grave, andere eind Aart Wouters. Geprotocolleerd op 22-05-1700.