Notaris-, schepen- en andere akten

13 Arnoldus van Dijck, Yda van Dijck en Eleonora van Dijck, geassisteerd door hun momboir Marcelis van Londen verklaren 300 geleend te hebben van Catharina van de Linden. Geprotocolleerd: 07.05.1746. In de marge verklaart de landschrijver dat volgens een schriftelijke verklaring van Ruth van de Linden (als gevolmachtigde van zijn zus Catharina), gedateerd 2 mei 1747, volledige aflossing en rentebetaling hebben plaatsgevonden.

14 Bernardus Cleinevelt en zijn vrouw Alegonda Beckers stellen een testament op waarin zij elkaar wederzijds tot erfgenaam benoemen. De langstlevende erft alles behoudens de legitieme portie van hun zoon Theodorus Cleinevelt. Hij ontvangt eenmalig 600 gulden om zijn schuld aan de advocaat fiscaal af te lossen. Een schuld waarvoor testateurs zich borg hadden gesteld. Geprotocolleerd: 27.05.1746.

15 Wilm Valcks met zijn vrouw Jenneke Jansen en Elisabeth Peters, religieuze die samen recht hebben op 2/3 deel van de erfenis, verkopen met instemming van Jan Hendrix en Gijsberth Jansen als momboirs van de kinderen van Andries Peters en Lijsbeth Jansen, die recht hebben op het resterende 1/3 gedeelte, een huisje met twee akkers grenzend aan Jan Tunnisen, Van Thurnhout en de gemeine straet aan Ruth van Linden en zijn vrouw Peternel van Teeffelen. Geprotocolleerd: 27.05.1746.

16 Thomas Peters en Margarieth Roeffen echtelieden wijzen in hun testament de langstlevende van hen aan tot erfgenaam. Zij bepalen verder wat er na beider dood met de erfenis moet geschieden. Geprotocolleerd: 27.07.1746.