Notaris-, schepen- en andere akten

17 Schepenen van Veghel verklaren op verzoek van Daniel Abrahams, dat "Daniel Abrahams, requirant in desen, synde van de joodse natie, den tyt van circa ses à seve jaeren alhier binnen desen dorpe heeft gewoont en opgehouden bij eene Jacob Meijers sijnen swaeger, ook een joodt, en voor ontrent twee jaeren van hier is vertrocken geweest. Dat hij requirant geduurende syne inwooninge alhier altyt vroom en wel heeft gedraegen (voor soo veel ons bekent is), selfs tot nog toe niet ter contrarie te hebben gehoort."

18 Voor schepenen in Veghel verscheen Pieter Schippers, "regeerend schepen, m(eeste)r chirurgijn en inwoonder alhier," om op verzoek van Jan Willems van Dinter, afkomstig uit Haarlem, maar die zich nu in Veghel "by syn huijsvrouwe is ophoudende", een verklaring af te leggen. Hij verklaart "dat hy chirurgijn op den vyffden der gepasseerde maant november is ontboden om by den requirant die siek was te coomen, soo als ook heeft gedaan, en bevonden dat den requirant was besmet met een diarhea en beset met een febris continue (voortdurende koorts). Dat hij alle devoiren tot syn herstelling heefft aangewent den tyt van vyfftien dagen daar over heeft gegaan, wanneer (alhoewel nog seer dibiel was) voorts aan Godes wil overgelaten en hij deponent den requirant wel recommandeerde nog eenig tyt stillekens te houden en in huys te blyven, ’t geene, soo hy deponent is geïnformeert, ook heeft gedaan tot den 12 december des aanvolgende. Wyders is gecompareert Jan Clerx en Rut Bloemers, lieden van eere, competente ouderdom en naburen van requirant. Verklaren onder presentatie van eede dat selven requirant mits synenen siekte tot den tyt hier voorgem(el)t sig in syn huys en buyten eenig werk te connen verrigten heeft gehouden. Wijders verclaart Jan Willems van Dinter, alhier present, te constitueren synen soone Hendrik, woonende tot Haarlem, om in sijnen name uyt de Metselaars Bos aldaar tot Haarlem te ontfangen de somme van seventien gulden thien st(uyvers), zynde voor vyff weeken en daer van quitantie te passeeren."

19 President Mighiel Bouwmans, en schepen Hendricus van der Linden verklaren "ons op den negende deeses maendt januarij seventien hondert eenenvijfftig tegens den avont met ende benevens den vorster deeses plaets te hebbe gebeven aen seeker sloot off gragt voort lant van de kindere Lambert van den Hurk alhier in de Seve Streepe genaemt, en aldaer int waeter vinde legge een lighaemtje van een jonk gebore kint, wesende een soontje, synde omwonden met een quade gestreepte neusdoek, en welk lighaemtje daer uijt gehaelt synde, op heden dato onderges(creven) ter instantie vant hoog officie der Stadt en Meyerye van S’ Bossch ter presentie van voors(creven) schepenen door Petrus Schippers, m(eeste)r chirurgeyn alhier, is gedaen visiteren en daer aen niets bevonden als doort waeter na gedagte te syn versmoort, hebbende al eenig tyt daer in gelegen doordien de cut(us) vant selve lighaemtje reets geheel aent vergaen was, verders den thorax vant selve lighaemtje geopent sijnde ende de pulma daer uyt genome hebbende, ende int water geleyt, deselve was dreyvende, waer uyt blykt dat het selve kint nae de geboorte gerespireert (adem gehaald) moet hebben."

20 Voor schepenen in Veghel verschenen Philip Weijnen, Johanna, vrouw van Johannes Dirk Donkers, Jenneke, weduwe van Leendert Aalbers, Dielis Gerits, en Adriaen van de Ven, "alle lieden van eere" en inwoners van Veghel, om op verzoek van het Hoog officie van Den Bosch een verklaring af te leggen. De eerste vier deponenten verklaren "dat op maandag zynde geweest den agtienden deser loopende maant januarij seeker manspersoon, reedelyk lang van postuur, swart hair, aen hebbende een blauwen keel, aen haer woonhuijsinge aelmoese heeft koomen vraegen, op preetext dat hij was affgebrandt en ontrent Maestrigt vandaen te sijn, bij sig hebbende twee jongens, d’ eene aenhebbende eenen blauwen keel, en den anderen een vaelen camisool. Verders zyde hy permissie te hebben van den stadh(ouder) om een aalmoes te moogen vraegen. Zijnde, zoo haer verbeelt is, die persoonen welke door de vorster deses dorps na S’ Bosch syn gebragt. En verclaren verders dat zij wel hebben hooren seggen de selven meermaelen binnen desen dorpe aalmoese heeft gevraegt. Den eersten dep(onen)t (Philip Weijnen) heeft aen den selven op dato voors(creven) tot een aalmoes gegeeven vier duijten. Den tweeden dep(onent)e (Johanna, vrouw van Johannes Dirk Donkers) ook vier duijten, in plaats van coorn dat hij tot aalmoes vroeg. Den derden dep(onen)te (Jenneke, weduwe van Leendert Aalbers) ook vier duijten, en welke vier duijten aldaer (als synde eene herberge) weder verdronken heeft. Den vierden dep(onen)t (Dielis Gerits) drie off vier duijten door syn huijsvrouw gegeeven. Den vyffden sep(onent) (Adriaen van de Ven) verclaert dat opgemelte manspersoon en twee soonen hier voorgem(elt) op woensdag den 20en deser aen sijn huijs sijn geweest, savonts meede gegeeten hebbende, mede bij sig ont(rent) anderhalff vat rog en boekwijt die hij gebeedelt had, welk hij dep(onen)t heeft gecogt en sanderdaegs daer aen vertrocken.