Notaris-, schepen- en andere akten

21 Rekest van J.P.A. van Humalda kolonel commandant van het 2e bataljon van kolonel Adronius in garnizoen binnen de stad ’s-Hertogenbosch, inhoudende dat haar Ho: Mo; bij resolutie van 20 oktober 1756, rakende het onderhoud van ouderloze soldatenkinderen, hadden goedgevonden en verstaan te verklaren, dat de kinderen van soldaten in Staatse dienst die binnen ’s-Hertogenbosch in garnizoen liggen kwamen te overlijden, door de magistraat, gelijk tot hier toe geschied was, gealimenteerd zouden moeten worden en dat daarentegen de magistraat was vrijgesteld van de last van alimentatie en educatie van aldaar geboren kinderen, wier ouders elders garnizoen houdende kwamen te overlijden en ten opzichte van gedeserteerden, dat die moesten worden gehouden als civiliter mortui; dat alsnu in het bataljon, hetgeen de suppliant de eer had te mogen commanderen, een geval bestond dat een soldaat in de compagnie van luitenant kolonel Van Nostitz genaamd George Meyer, ter zake dat hij getracht had om soldaten van de compagnie te ‘debaucheren’ via een vonnis van de krijgsraad van het garnizoen ’s-Hertogenbosch dd. 6 april 1757 was veroordeeld om twee dagen achter elkaar iedere dag zes maal op en neer door de spitsgaarden geleid te worden door 200 man en voorts de poort uit geleid en van het regiment voor schelm weggejaagd; dat die sententie op de 12e en 13e daaraan volgende aan voornoemde soldaat George Meyer ter executie gesteld zijnde en vervolgens in conformiteit van de gemelde sententie de poort uitgeleid zullende worden, dat alsnog was weerhouden, i nacht genomen dat hij was bezet met een kind oud omtrent 10 weken, geboren in het voornoemde garnizoen, waarvan de vrouw in het kraambed was overleden; dat mitsdien gemelde soldaat niet in staat was het kind mee te nemen of zorg te dragen voor alimentatie en waartoe het regiment ook niet kon worden verplicht, maar waarvoor de magistraat van de stad zorg zou moeten dragen omdat het kind daar is geboren, waartoe ze nu gelast worden;

22 Missive van de Heer van Haren haar Ho: Mo: gecommitteerde van Z.H. de Prins Carel van Lotharingen als gouverneur der Oostenrijkse Nederlanden geschreven te Sint Oedenrode, dat nadat zijn vrouw zich sedert enige tijd ongemeen getroffen is door een kwijnende en uitterende ziekte en zich heeft beraden om van lucht te veranderen op hoop van herstel en verlichting, besloten heeft zich te water te begeven naar Den Bosch en verder naar Sint Oedenrode, waarom de heer Van Haren verzoekt om haar een paspoort te bezorgen om met haar bagage en huisgenoten [domestiquen] vrij kan passeren; het paspoort wordt haar verleend en toegezonden aan de secretaris van de heer Van Haren te Brussel; een extract zal gezonden worden aan het college van de admiraliteit van Zeeland met bericht dat de vrouw van Van Haren zonder enige molestatie vrij en ongehinderd de kantoren mag passeren.

23 Missive van de raad van state op een rekest van de gecommitteerden van de polder van het Laag Hemaal waaronder de dorpen Maren Kessel en Alem in kwartier Maasland aangevende dat de polder gedurende het hele seizoen van 1756 onder water heeft gestaan vanwege de inundatie en zij dus geen enkel voordeel hebben gehad van hun landerijen en zodoende onmogelijk in staat zijn om aan al hun financiële verplichtingen te voldoen [met details]

24 Rekest van Jan Willem Daniel de Jongh wonende te Valkenswaard in kwartier Kempenland zijnde lidmaat van de ware christelijke gereformeerde religie inhoudende dat Petrus van Velsen secretaris der vrijheid Lommel op de 19e van de lopende maand is overleden waardoor de secretarie vacant is en verzoekt de Ho: Mo: hem met die secretarie te begunstigen en commissie te verlenen in forma; de raad gaat akkoord en de commissie volgt.