Notaris-, schepen- en andere akten

5 Gelezen een brief van mr. Lazarus van ZONST rentmr. van de CLARISSEN te ‘sBosch van 4 januari 1650 op een bericht van 14.12.1649 ‘in effect dat gheen andere conventualen onder de 18 daervan voor desen lijst is overgesonden en sijn, als die voor de reductie int clooster sijn geweest alleen daeronder sijnde die daegs voor t’overgaen der stadt door vreese uyt ’t clooster waeren gegaen ende daerna weder daerinne sijn gecomen ende toegelaten volgens deses Raedts ordre vanden 24e january 1632 eenige andere maer dienstmeyskens sijnde die niet mede daeronder gerekent off gestelt te sijn; de voors. brieff ende bijlage sal gestelt worden in handen van de heeren tot dese sake gecommitteert ende sal noch affgewacht worden rescriptie vanden rentmr. SCHUIJL op ’t gene aen hem over dit subject mede is geschreven’.

6 Rekest van borgemeesters, schepenen en dekenen te HELMOND met een verzoek te mogen continueren het vervoeren van de VILTEN HOEDEN die daar gemaakt worden zonder daarover licent te betalen zoals dat door deze Raad op 17.6.1622 al was toegestaan en waarover nu door de licentmr. en de tollenaar resp. het licent en de tol werden opgeëist. Men verzoekt de supplianten coontact op te nemen met de admiraliteit te Rotterdam.

7 Rentmr. SCHUIJL schrijft vanuit ‘sBosch dat alle de 18 nog levende nonnen van ’t klooster der CLARISSEN die er waren voor de reductie van de stad, dat daar twee nonnen bij waren nl. Martina van den BICHELAIR en Catharina LOEFF die de dag voor de reductie van de stad het klooster zijn uitgegaan en omtrent vier maanden later weer zijn teruggekeerd, wat hen bij resolutie van 24.1.1632 ook was toegestaan.

8 Verzoek van de ingezetenen van BERGHEM om kwijtschelding van hun verlopen redemptiepenningen, waarvoor hun borgemeesters destijds al zijn gegijzeld. Ze hebben een achterstand in betaling van 1200 gulden.