Notaris-, schepen- en andere akten

5 Rentmeester BATTEM verklaart in een rekest dat de pachter van de hoeve van het convent van HOOIDONK onder BREUGEL bij hem heeft geklaagd, dat de regeerders van Breugel van plan zijn om bepaalde beemden en erven, toebehorende aan deze hoeve, te willen taxeren in de ordinaris dorpslasten, terwijl die onder NEDERWETTEN zijn gelegen. Het rekest wordt doorgezonden naar het dorpsbestuur van Breugel met het verzoek deze zaak met rust te laten, tenzij de goede redenen hebben om het niet te doen.

6 Rekest van de stadsregering van ’s-HERTOGENBOSCH verklarende dat de stad na de reductie van tijd tot tijd de nodige overlast heeft van arme soldaten ende ingezeten weeskinderen die niet gerechtigd zijn toe te treden tot het BURGERLIJK WEESHUIS strekkende tot groot nadeel van hun armen. Na de reductie zijn veel soldaten, verlaten kinderen en weeskinderen in de stad gebleven aan wie ze naar best vermogen wel bereid zijn, mede uit compassie, bijstand te verlenen. Daartoe hebben ze uit hun andere armenhuizen enige subsidie gehaald om het probleem enigszins te kunnen oplossen, samen met initiatieven van enige particulieren via donaties inter vivos of bij uiterste wilsbeschikking. Het probleem is echter dat ze geen plaats en ruimte hebben omdat ‘alle geestelycke kercken, cloosters ende edificien boven der selver incomen, by heur Ho: Mo: syn aengeslagen, dat nochtans in andere steden sulcke publicque geestelycke edificien aen de steden sijn gebleven, sulcx dat sij in tgeene voors. verhindert werden, ten sij heur Ho: Mo: daertoe eenige plaetsen gelieven in te ruijmen, waertoe sij wel bequaem ende dienstich souden oordeelen het CLOOSTER der CLARISSEN, die volgens t’accort mettet landt gemaeckt tselve comen te quitteren’.

7 Op het rekest vanwege de stad en de kerk van HELMOND gepresenteerd, was op 26 september 1650 een akkoord gesloten dat de supplianten een bekwame LATIJNSE SCHOOLMEESTER zouden mogen beroepen en tot zijn onderhoud het inkomen zouden mogen gebruiken zoals dat daartoe vanouds gebruikt werd. Men heeft destijds de SG laten weten dat dit inkomen ontoereikend is en heeft 300 of 400 gulden uit de geestelijke goederen verzocht als extra subsidie op jaarbasis. Op 17 juni 1651 is dit laatste rekest in handen gesteld van de Raad. Nu dienen de supplianten een rekest in waarin ze verklaren dat er zich een bekwame en geleerde latijnse schoolmeester heeft aangediend die de dienst ook wil accepteren tegen een jaarsalaris van 500 tot 600 gulden. Ze verzoeken nu aan de Raad om, buiten hun bedrag dat ze uit de beden en imposten halen ter waarde van 200 gulden, daar bovenop nog 400 gulden te halen bv. uit het inkomen van het klooster BINDEREN waarvan onlangs de abdis is gestorven. Bekend was dat de latijnse schoolmeester te Oss 400 gulden van het land ontvangt en die van Oisterwijk 350 gulden. Na deliberatie wordt besloten 250 gulden te vergoeden.

8 Marcelis WEIJTS is sinds 31 augustus 1649 in dienst als schoolmeester te BLADEL maar heeft nog geen tractement ontvangen.