Notaris-, schepen- en andere akten

581 Hendrik Jan Gabriels en zijn vrouw Peternel Frans Goossens, wonende te Schaijk, bekennen 600 gulden schuldig te zijn aan de genadigste fundatie der Latijnse school te Ravenstein. Onderpand is hun huis en hof, groot circa 3,5 maarsel land, gelegen op Leegh Schaijck, een zijde Cormelis Fransse, andere zijde Bertje de weduwe Derc Frederix, een eind Jan van den Hooge en meer erven. Gabriel Jan Gabriels en Lindert van Hoorn, beiden wonende te Schaijk, zijn borg. Geprotocolleerd op 29-01-1754.

582 Bernard van Grinsven en zijn vrouw Antonetta van Vught, wonende te Berghem, bekennen 500 gulden schuldig te zijn aan Derc van Willick te Ravenstein. Onderpand zijn twee kampjes land op den Coolwijck, ieder 3 vaatsel groot, beiden gelegen naast Jan Derx van Berckel. Nog twee akkers bouwland op den Coolwijck, naast Marij, weduwe van Tiel. Jan Jacobs van Bergen en Paulus Jan Paulussen, beiden wonende op den Coolwijck (Koolwijk), zijn borg. Afgelost op 09-02-1763 bij de vrouw van advocaat fiscaal van Willigen, als cessie hebbende van Derc van Wilick. Geprotocolleerd op 22-04-1754.

583 Derc Aerts en Marij Anna van Wel vesten aan de jongedochter Petronella van Wel de halfscheid van vier akkers bouwland met de schuur, gelegen te Herpen achter het huis en hof van wijlen Jan van Wel, en naast landschrijver L. van Duren, een eind Wil van Wanroij. Geprotocolleerd op 23-04-1754.

584 De jongedochter Petronella van Wel, geassisteerd door haar gekozen momber in deze, Lindert Kling, bekent 100 gulden schuldig te zijn aan J. Weijenbergh, schepen van Ravenstein en zijn vrouw. Afgelost op 05-05-1774. Onderpand zijn vier akkers bouwland met het daarop staande huis, gelegen te Herpen, een zijde het huis en hof van wijlen Jan van Wel, andere zijde landschrijver van Duren, een eind W. van Wanroij. Lindert Klingh en Derc van Wel zijn borg. Geprotocolleerd op 29-04-1754.