Notaris-, schepen- en andere akten

86 Johannes Willems, landbouwer te Beers, verklaart f 1.000,-- schuldig te zijn aan Adriaan Tijssen, landbouwer te Beers. Als borg stelt hij een huis genaamd de Kleine Braandonk met schuur, bakhuis, moeshof, bouw- en weiland.

87 Pieter Lodewijk Muller, vrederechter te Boxtel, wonend te Boxtel, verklaart zich borg en principale debiteur te stellen voor een bedrag van f 3.000,-- voor de verantwoording van de aan de magazijnmeester der artillerie te Amsterdam, Jan Willem van Thielen, toevertrouwde administratie.

88 Peter Johannes Panhuijzen, zadelmaker te Straelen, Duitsland, en Johannes Gerardus Panhuijsen, mr. goud en zilversmid te Tilburg; verklaren dat door het overlijden op 20.12.1827 te Grave van Anna Gertrudis Smitmans, in leven winkelierster en echtgenote van Hermanus van de Middegaal, winkelier te Grave, aan hen de bloten eigendom van enige roerende en onroerende goederen is aangekomen. Ieder voor de helft als eigen zusterskinderen van de overledene. Het vruchtgebruik hiervan is voor Hermanus van de Middegaal. Verwijzing naar het testament van 14.11.1810 opgemaakt voor schout en schepenen te Mill. Het blijkt dat er f 424,35 aan successie is verschuldigd. Comparanten verzoeken dat dit bedrag wordt opgehouden tot verval van het vruchtgebruik. Het betreft buitendijks hooiland genaamd den Hollandschen Kamp te Grave.

89 Op verzoek van Peter Nicolaas Mevese, koopman te Grave, openbaar verpachten van hooigras en naweide, voor een totaalbedrag van f 1.446,--.