Notaris-, schepen- en andere akten

9 Er is een rechtsgeschil ontstaan tussen “de Subdirektion” en advocaat/landschrijver L. van Duren over een wissel. Deze was getrokken door Laz. Horn, afgegeven aan M. Landau in Düsseldorf en door deze geëndosseerd t.n.v. Aron Sandij Gosman te Kleve. Vervolgens is de wissel door de laatste aangeboden aan L. van Duren en door deze geaccepteerd voor f 400. Op 24 febr. 1792 declareert hij de wissel via N. Smit bij drost A. van Bree. Hij verlangt van hem de garantie dat hij het door hem betaalde bedrag terugontvang. Geprotocolleerd: 22.02.1793.Opm. Deze akte is geschreven in mengelmoes van Duits en Nederlands

10 Christina Opsteegh de weduwe van Hendricus Gervers, nu hertrouwd met Jan Claesse van den Spijkaart, geassisteerd door Wilhelmus Schere en Wout Abels als momboors van haar twee onmondige kinderen uit haar eerste huwelijk, m.n. Hendricus en Carolus, verkoopt met toestemming van drossaard A. van Bree (d.d. 3 april 1793) aan N.L. Boeraeker en zijn vrouw E.C. Rispens een weiland genaamd den Mortel bij de Cruijswiele en grenzend aan de gemeene straet, het Celk en de Knijpert. Dit perceel had zij geërfd van haar moeder zaliger, de weduwe Jan Opsteeg (uitkoop d.d. 13.03.1782. Zie ORA 110, akte 405). De opbrengst zal worden aangewend voor de aflossing van schulden. Zij garandeert de kopers het vrije en ongestoorde bezit met als waarborg haar overige goederen in Velp, m.n. de Groote Prenk, haar toegewezen uit de nalatenschap van haar vader Jan Opsteegh (Boedelscheiding d.d. 03.04.1778. Zie ORA 110, akte 327) en verder haar huis, hof en 3 bijgelegen akkers aan de Sommerdijk. Geprotocolleerd: 25.04.1793.

11 Mr. Melchior de Meuse erkent dat hij aan de erfgenamen van J.D. van Londen een schuld heeft van 550 gulden bestaande uit de helft van een borgtocht berustend bij erfdrost A. van Bree en een schuld van 325 gulden voortgekomen uit een onderhandse schuldbekentenis t.b.v. wijlen J.D. van Londen. Geprotocolleerd: 08.03.1794.

12 Gijsbertus Joannes Dominicus Peeters en zijn echtgenote Maria Elisabeth Ruijs enerzijds en Gerardus Tibos, landdeken der heerlijkheid Ravenstein en het graafschap Megen en pastoor van Reek, als gelaste van Johannes Dominicus van der Meulen, pastoor te ’s-Hertogenbosch, alsmede van Johannes Franciscus van der Meulen als aangestelde momboors over de 4 voorkinderen van Maria E. Ruijs uit haar eerdere huwelijk met wijlen Andreas Franciscus van der Meulen anderzijds verklaren gezamenlijk een akte van eenkindschap te willen opstellen in het belang van de vier voorkinderen en de eventueel nog te verwekken kinderen. Vooraf wordt bepaald dat de 4 voorkinderen, m.n. Maria Theresia van der Meulen, Wilhelmus Wolterus van der Meulen, Theodorus Gijsbertus van der Meulen en Henricus Theodorus van der Meulen: als vaderlijk versterf elk f 500 zullen ontvangen na het overlijden van hun ouders. Verder wordt bepaald wat de gevolgen zullen zijn bij het overlijden van een van de kinderen of een van de ouders, hoe de verhouding zal zijn tussen de voorkinderen en eventuele nakinderen en welke erfrechten beide soorten kinderen zullen hebben. Zo wordt ook vastgelegd dat wanneer de heer Peeters sterft zonder eigen kinderen na te laten zijn vrouw het vruchtgebruik krijgt van zijn nalatenschap. Na haar dood zal dan die gehele nalatenschap vervallen op de twee dochters van wijlen zijn broer Theodorus Bernardus Peeters. Uit naam van de voorkinderen doen de momboors afstand van het erfdeel van hun grootmoeder zaliger Maria Elisabeth van Londen weduwe van Andreas van der Meulen, dat hun was toebedeeld in de akte van “schifting en deeling” opgemaakt te Reek op 28.08.1793. Geprotocolleerd: 03.05.1794. In de marge: Geapprobeerd te Ravenstein op 12.02.1794, w.g. A. van Bree, erflanddrost.