Notaris-, schepen- en andere akten

269 Advocaat J.F. Ploegh, wonende te Ravenstein heeft na gedane aanrichtinge met vonnis van drie Megense schepenen ten overstaan van Henricus Roerich als drossaard en schout der stad Megen, zelf erfbrieven gemaakt aan zeker huis en erf te Megen in de Kerckstraat, toebehorend aan Arnoldus van Lier en diens vrouw en voorts aan alle gerede en ongerede goederen van Arnoldus van Lier onder Megen teneinde om aan voorschreven goederen te verhalen een som van 250 gulden.

190 Voor Arnoldus van der Heijden en Gijsbertus van Schadewijk, schepenen van Macharen, graafschap Megen is verschenen advocaat J. Poelman als gevolmachtigde van Baltus Vermeulen gehuwd met Maria Rijkers, kleindochter van Adriana Crielen. Hij heeft na gedane aanrigting met Hendrik Roerich, drossaard en Scholtus van graafschap Megen, erfbrieven opgemaakt met betrekking tot een huis en hof te Macharen op de Drie Woord, ene zijde voorkinderen van Gerard Vos, andere zijde de kinderen Hendrik Gielen Vos, beide einden gemeenschappelijke straat en land te Macharen op het zogenaamd eiland in zijn bekende ringgenoten, toebehorend aan Wilhelmina Duijs weduwe van Gerardus Vos en kinderen alsmede alle gerede en ongerede goederen van voornoemde weduwe en kinderen met het doel te verhalen 2 vorderingen, ene van 100 gulden en andere van 50 gulden, verhoogd met kosten. Deze vorderingen komen voort uit een akkoord tussen wijlen Hendrik van Erp ter ene en Adriana Crielen ter andere zijde d.d. 07-04-1764 en uit scheiding en deling tussen Hendrik van Erp ter ene en Gerard Vos ter andere zijde d.d. 06-12-1779 zoals uitgebreider vermeld in de aangerichte brieven. De advocaat verzoekt schepenen daarover erfbrieven in forma (zie scans 267-269).

106 -

23 Jan Coenen en Jacop Haenen schepenen tuigen dat Jacop van Gael en Willem van Hoorne (in marge geschreven als Willem van Horn) als erfgenamen van Jan van Redichoven hebben bekent dat sij eertijs hebben gevonden een erfbrief inhaldende van een malder rogge slaende op een huijse staende in de Kerkstraat, dewelck meester Hermen saliger te hooren plach, denwelck brieffs nu ter tijt nyet en vijnden en konnen. (zie voorgaande akte) Gelovende daaromme Mr Hans Pierlinck burgermeester inder tijt tot Grave, ingevalle sij de voornoemde brief naemaels vonden, hem denselve te verhantreijcken ende nimmmermeer daarmede te maenen, waartegen Mr Hans Pierlinck voorschreven hen weder een brief verhantreijckt heeft, oick inhaldende van een malder rogge, staende inde gericht van Velp. In orkonden der waerheijt soe hebben wij schepenen voorschreven onse segelen hieraen gehangen.