Ten verzoeke van Justinus van den Hurk, te Heesch, voor zich en als vader voogd over: Cornelis -, Johannes - en Johanna van den Hurk, in tegenwoordigheid van Johannes van den Hurk, te Heesch, als toeziende voogd over genoemde minderjarigen; van de gemeenschappelijken boedel van den verzoeker en wijlen zijne echtgenoote Justina Leeijen.
Ten verzoeke van Jacobus van Grinsven, te Nuland, voor zich en als vader-voogd over Johannes -, Johanna Maria -, Catharina -, Petrus -, Johanna Maria Genoveva - en Hendrikus van Grinsven, in tegenwoordigheid van Roelof van Nistelrooij, te Rosmalen, als toeziende voogd; van den gemeenschappelijken boedel van Jacobus van Grinsven en wijlen zijne echtgenoote Hendrika van Nistelrooij.
Ten verzoeke van Adrianus van de Ven, te Heesch, voor zich en als vader-voogd over Hendrina Catharina van de Ven, in tegenwoordigheid van Franciscus van Grunsven, te Heesch, als toeziende voogd over genoemde minderjarige; van den gemeenschappelijken boedel van den verzoeker en wijlen zijne echtgenoote Petronella van Grunsven.
Ten verzoeke van: 1. Johannes van Erp, Janszoon, te Geffen, weduwenaar van Clasina Vissers, aldaar [te Geffen] overleden 11 september 1887, 2. Adrianus van Erp, te Geffen, 3. Gerardus Leonardus van Erp, te Geffen, 4. Johannes Bernardus van Erp, te Son, voor zich zelve en als toeziende voogd over de hierna genoemde minderjarigen. Na behoorlijke oproeping van Lamberdina Steenbergen, weduwe van Jan Hermanus van Erp, overleden te Geffen 7 september 1886, in hare hoedanigheid van moeder-voogdesse over hare 2 minderjarige kinderen: Petronella Johanna - en Johannes Nicolaas van Erp, aldaar [te Geffen]; van den gemeenschappelijken boedel van Johannes van Erp, Janszoon, voornoemd, en wijlen diens echtgenoote Clasina Vissers en van de nalatenschap dezer laatste.