Getuigen: Peter Heymans en Jan van Tillair.
- e.z.: Aelbert van Berkel
- a.z.: de erfgenamen van Aernt Jacopss
- e.e.: Willem Hanricx Dircxs
- a.e.: ‘opten omloep toebehoirende den erffgen(amen) v(oir)s(creven), scheydende op eenen grave aldair’
pete van den Yseren soone Jan Corstiaens heeft in deze ruil opgedragen aan Mechtelden dochter Ariaen h(eer) Loenis vander Horst we(duw)e wylen Aernt Jacopssoen voor het vruchtgebruik en aan haar kinderen verwekt door haar eerste man Aernden Jacopss voor het erfrecht ‘eenen plack erffs dair mitter missenstadt een schuer gestaen heeft ende nu ter tyt noch een huys op steet’, gelegen in die Hantfoertsche thiende
- e.z., a.z. en e.e.: Peters, de opdrager
- a.e.: ‘op die gemeyne straet’
Peter heeft ‘dese plack erffs’ verkregen van voornoemde Mechtelden en haar man Ariaen.
Getuigen: als boven.
Herbert soone wylen Hanricx Hermans van Best heeft als deel van deze ruil opgedragen en overgegeven aan Geritden soone wylen Jan Roever Segerssoon ‘een timmeragie van eenen huyse mitten erffenisse dair by ende aen ende daer toebehoirende’, gelegen aent Havelt in die Lancveltssche thiende, genoemd Aelberts eckere
- e.z.: Wouter Raessen
- a.z.: Seger Jan Roeverss
Hernert had deze ‘eckere’ verkregen van h(eer) Willemen soone wylen Aerts van Beeck, ‘priestere’. ‘Met voorwaerden dat Herbert Hanricxs voirs(creven) alsulcken gedeelt van sess Ca(rolus) gulden als men jairlycx gilt Danelden Ariaen Danelssoon ende alsulcken gedeelt van vyftalven Ca(rolus) gulden van XX st(uyvers) tstuck als men jairlycx gilt Heylwigen der we(duw)en wylen Thys Gerit Thyss en haren kynderen als hem toegedeylt sal worden te gelden tusschen hem ende Geritden Jan Roeverss afleggen, lossen ende quyten sal’.
Getuigen: als boven.