Notaris-, schepen- en andere akten

85 Johannes Willem Weldebest bekent dat aan hem en aan zijn vrouw Cornelia Beurskens heden in een vaste en onverbrekelijke erfpacht is overgegeven door Martinus Bouwmans, Hendricus Gerrits Ebben, Hendricus Smits, Theodorus Johannes Reijnders, Willem Coelen, Peter Rutten, Hendricus Martens en Leenderd Claasen uit naam en vanwege St. Antony Broederschap te Cuijk een kamp hooi of weiland, genaamd de Gildewaard onder Cuijk aan de Maas onder condities nader beschreven in acte nr. 84. Johannes Willem Weldebest verklaart voor de promte jaarlijkse betaling van de erfpacht en in geval van wanbetaling eventuele kosten te verbinden de aan hem in erfpacht gegeven hooi of weikamp, alsmede nog de onverdeelde helft in een huis, achterhuis, moeshof, schop, varkenskooi, brouwerij, pomp en daarbij behorend getimmer te Cuijk aan de Varkensmarkt, palende Oost en Noord: de Roomsche Armen van Cuijk; West en Zuid: de gemenestraten en de dijk of wie daaraan belend mochten zijn. Het recht van de 40e penning is aan V.van Tuerenhout voldaan.

20 Voor de ambtman is op 10 april 1775 verschenen Cornelis van Ladesteijn en Jacobus Sneltgens als momboiren over Jacobus van der Vegd, minderjarige zoon van wijlen Frederiik van der Vegt. Jacobus heeft een schuld van f. 300,- en als erfgenaam een wissel van f. 100,- beide aan Johan Sweermans. Johan Sweermans vraagt de f. 200,- terug alsmede nog een bedrag van f. 200,- dat als hypotheek staat in een bouwhof van Jacobus onder Heeswijk onder Cuijk. Men wil de totale schuld van f. 400,- als hypotheek verbinden aan genoemde bouwhof. De ambtman geeft toestemming.