Met "Notaris-, schepen- en andere akten" zoek je in een groeiend aantal samenvattingen van akten van notarissen en schepenbanken in het noordoosten van Brabant. En bovendien in de akten van diverse andere instellingen met betrekking tot Brabant (Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen, Leen- en Tolkamer, Raad van State en Staten-Generaal). Alle akten betreffen de periode van de 15e t/m de 19e eeuw.
Van veel akten zijn scans beschikbaar. Als een akte nog niet is gescand, kun je meestal gebruik maken van onze gratis service scannen-op-verzoek. Meer info >
Wil je weten welke bronnen al beschikbaar zijn, nieuw of in bewerking? Bekijk dan het complete overzicht. Wat zit er in? >
Veel samenvattingen zijn gemaakt door onderzoekers en vrijwilligers, die hun bestanden ook aan ons hebben gegeven. Zo zijn deze voor veel mensen makkelijk te vinden. Heb je ook bestanden die je via onze website wilt delen? Leuk! Neem dan contact met ons op: info@bhic.nl
497 Verklaring ten verzoeke van jan aart van schijndel te Lith, waarbij verklaart onder de heer g: h: de knokke vander meulen notaris te oss heeft laaten berusten een honderd guldens met goedvinden van francois geert van uden te oss
De beschrijving van deze akte is gebaseerd op de samenvatting in het repertorium van de notaris (toegangsnr. 7327, inv.nr. 22) en niet op de originele akte.
98 Evert Swiers, dienaar van justitie te Groot Lith verklaart onder ede dat hij volgens orders van schout civiel van het gemeentebestuur in de nacht van 30 op 31 juli 1803 zich geposteerd had op de Hooge Waardsche Krib te Lith teneinde te vigileren op de schenders van de kribben. In de morgenstond van 31 juli omtrent 3 uur heeft hij Johannes van Ingen, wonend te Lith gefrappeerd zittend in een schuit bezig met het afhalen van hout van de Hooge Waardsche Krib. Daarop heeft hij tegen Johannes van Ingen gezegd: Ha, heb je haast genoeg met het afbreken van de Krib. Daarop antwoordde hij: dat doe ik niet, ik zie mijn korven na. Comparant zag dat er al veel hout in de aak lag en heeft tegen Johannes van Ingen gezegd: ik sla u in de boeien. Daarop is Johannes van Ingen de Maas op gevaren.
97 Evert Swiers, dienaar van justitie te Groot Lith verklaart onder ede dat hij 4 juli jl. ’s avonds omtrent 8 uur te Lithoijen was ten huize van Piet Coolen om daar volgens zijn orders te gaan patrouilleren. Aart van Maaren wonend te Lithoijen is daar toen binnengekomen. Deze heeft enige tijd daarna aan hem gevraagd, wie geeft er een borrel, gij of ik. Comparant heeft daarop geantwoord, ik niet. Aart van Maaren heeft daarop gezegd dan zal ik er een geven, maar door de vrouw van Piet Coolen werd dit geweigerd. Aart van Maaren heeft vervolgens zwaar vloekend tegen comparant gezegd: gij lieden vigileert op alles, gij schut op ’s-Heeren straten, doch gij zult het geen half jaar meer doen. Comparant heeft daarop geantwoord, dat hij niets anders deed dan orders opvolgen van de schout. Aart van Maaren heeft daarop gezegd; hij is een schelm, zeg hem dat maar. De vrouw van Piet Coolen heeft hem geraden te zwijgen en dat het lelijk van hem was, waarop hij heeft gezwegen en gegaan is.
93 Dirk Luijckx van Breugel, secretaris te Lith verklaart dat 20-04-1802 door Geurt van Rijswijk en Elisabeth van Rijswijk, wonend te Alphen aan hem zijn verhuurd enige landerijen onder Lith voor periode van 17 jaar. Dat zij op 23 april 1802 voor de wet te Lith deze percelen hebben getransporteerd aan Willem Jan Cling, Crijn Jan Cling, Coen van Lith gehuwd met Teun Cling en Meggelina Cling weduwe Jan van Maaren, allen wonend te Lith. Hij verklaart bij deze af te zien van huur van voornoemde landerijen.