Notaris-, schepen- en andere akten

23 Blad heeft waterschade, nog maar deels leesbaar
Op gestelde verkoopdagh op heden in een…. ( weggevallen)….. van Herpens, stellen aenwesende schepenen …. ( weggevallen)…..dagh, alswanneer eerstelijck alsulcke…. ( weggevallen)….., uit redene als gebleken , gesien de brieven v… juff Casteleijn te Düsseldorp gecoomen, ende getekend den 31 maij 1663, op heden 23 augustus 1663. Ondertekening: * v Weggerten? scholtis ; Lambert Marcelis schepen ;Jan Jans Peters, schepen.

1 Huijbert Thomassen, Jacob Gerits, Lucas Janssen en Lambert Jacobs leggen een verklaring af voor Willem Wouters en Gabriell van de Sandt, schepenen te Herpen. De comparanten wonen nu in Herpen, maar hebben ook lange tijd in Schaijk gewoond. Ze verklaren dat de weilanden in Schaijk heel schraal zijn vergeleken met die van Herpen. Huijbert Thomassen huurt nu een schaar weide in Herpen voor 11 gulden en dat levert meer op dan een gratis weide in Schaijk. Eén koe in Herpen levert hem meer op dan drie koeien in Schaijk.

154 Laurens Sonnenbergh en Derc van de Camp, burgemeesters van Herpen, verklaren ervan getuige te zijn geweest dat kapelaan G.L.Weijenberg ten laste van de kapelanij van Herpen tegen goed onderpand en solide borgen 1000 gld. heeft uitgeleend. De helft van dit geld kwam uit de boerderij van Hendricus van Berkel, de andere helft uit de boerderij van Jan Peter Broers. Geprotocolleerd: 03.02.1762.

18 Op heden den 26e julij 1810 hebben wij M. van den Hoogen en M. van Asten, scheepenen van Herpen, lande van Ravenstein, ons ter requisitie van den baljuw van stad en kande van Ravenstein, begeven ten woonhuijze van Theodora Lelieveld, wedue van wijlen Antonij Gelden, wonende te Overlangel, ressort Herpen, en aldaar bevonden dat er een ruijt uit het glasraam voor in de gevel in de kamer uit het lood is uitgenomen, waar door het vengster en glasraam is open gemaakt, en waarschijnlijk door het zelve zijn ingekroopen, en daar weder door na buijten gekroopen zijnde, het glasraam weder toe gemaakt, en het vengster open gelaten hebben, het welk volgens opgave van gemelde weduwe en deszelfs dogter Johanna Maria van Gelden, geschied is in den nagt tussen den 22en en 23 julij 1810. Dat alverders haarlieden ontnomen was: 2 blauw gedrukte jakken; 1 mans greinen dito; 1 blauw lakense rok; een blauwe katoenen mans borstrok; 2 roode bonte halsdoeken; 1 paarse dito; 1 linnen sloof; 2 linne laken van ’t bed; 1 blauwe scholk; 1 paar koussen en zokken; 1 boere kaleminken vrouwen rok; 1 neerst; 1 vrouwen zak; 1 kopere koffijketel. Verklaarende zij geene suspicie op iemand te hebben. Geinspecteerd op dato als boven. M. van den Hoogen; M. van Asten; J.M. Bodenstaff, gezworen klerk.