Notaris-, schepen- en andere akten

77 [drie akten] Rekest van Jacob Ferdinand Sweerts de Landas Heer van Oijen met klachten over de regenten van Osch t.a.v. het onderhoud over de heerbaan tussen Oss en Oijen die direct over de Maas uit Gelderland komt, wat een heerbaan is met druk handelsverkeer. Er ligt een schriftelijk protest van de regeerders en de vorster van Oss die vinden dat niemand anders bevoegd is om de schouw uit te voeren binnen de vrijheid Oss dan zij zelf. Hierbij wordt verwezen naar een privilege uit 1292 van hertog Jan van Brabant en de daarop gevolgd confirmatie van 1327 en men weigert assistentie te verlenen bij de schouw.

72 Resolutie van de stad en vrijheid Oss bedoeld voor de regenten van oijen i.v.m. het maken van de bruggen aldaar waarin genoemd worden mr. J.G.G. Moorrees rechter en rentmeester der hoge en vrij heerlijkheid Oijen, P.C.J. Lauwiese secretaris der heerlijkheid Dieden en schepen te Oijen, Tieleman Dirk van Breugel griffier van het kwartier Maasland en secretaris te Oss, Cornelis Spuls president schepen te Oss, handelend over de zgn. Oijerbrug en de Osse Valbrug waar een nieuwe houten brug moet komen want de bestaand eis vervallen [met details].

168 Rekest van de regenten van de vrijheid Oss in kwartier Maasland inhoudende dat de heerbaan tussen Oss en Oijen sinds enige jaren ten dele in onbruik is geraakt zodat de supplianten in de voorbije zomer genoodzaakt zijn geweest de baan te laten repareren [met veel details – lange akte]

150 Missive van luitenant kolonel Pieter Raamaeckers commandeur van Sint Andries inhoudende dat er geruchten de ronde doen dat Franse partijen zich in die streek actief zijn en te vrezen is dat veel kwaadwillende mensen zich laten gebruiken zowel als gids als anderszins, dat de kinderen van verschillende ingezetenen tot de Franse dienst overgegaan zijn en dat daar veel kwaad van te vrezen valt; dat een menigte schuiten zowel aan de kant van Geffen als Nuland, Rosmalen en Oss in de binnenvelden zijn waarvan de vijand zich zou kunnen bedienen als ook schuiten aan de Maaskant bij de dorpen Oijen, Kessel, Maren, Alem, Empel etc. maar dat al deze schuiten ‘voor desen in tijden van oorlogh alswanneer Brabant en Spaensch Gelderlandt de barrières van de staet waren noijt des ‘snagts hebben mogen blijven aenden Brabantsen kant, maer altijt des avonts met sonnen moeten gebragt worden onder de wagt; dat aldaer niet een constapel is nogh affuijt op de wal staet t’welck bruijckbaer is, zijnde oock de meeste batterijen te laagh en in geen staet van defensie en maer vijff affuijten in’t magasijn aldaer voor handen; dat de inwoonders van Herwarden van over de contrescarpsgraft van ’t fort St.Andries met agt karren en omtrent dertig man een dijck off kaeij opmaecken tot keeringh van het water van haer uijterwaerden; dat die kaeij off dijck soo schadelijck is voor de fortificatiewercken van het fort St.Andries dat den vijand in cas van belegeringe geen approches souden behoeven te maecken, maer alleen te marcheren tot op de contrescarpsgraft en setten sigh agter den voors. dijck daer hij voor het vuijr van de contrescarp gedeckt soude wesen; dat mede voor desen in voorgaende oorlogen aldaer althoos het houdt der rijswaerden, het welck onder het bereijck van een musquetschoot legt, weggehouwen en alles vlack gemaeckt is;