Notaris-, schepen- en andere akten

89 Missive van generaal Prins van Holstein gouverneur van ’s-Hertogenbosch op een rekest van Johan Ophorst majoor en commies van het fort Engelen bij ’s-Hertogenbosch te kennen gevende dat de ingezetenen van Engelen in 1735 hebben kunnen goedvinden aarde te steken uit een zekere plak land en palen of staken daarop te zetten om hun beesten daaraan vast te binden en ze ladaar te laten weiden, onder voorwendsel dat het land voor de verponding zou zijn blijven liggen en dus aan hun gemeente zou toebehoren, daar nochtans hetzelfde stuk land vast aan het fort Engelen is gelegen en ’s lands bak of brug daar over ligt, hetgeen door de voorzaten van de suppliant altijd is beweid en gebruikt tot in 1734 toe; dat voorts het gras, staande op de contrescharp door karren en wagens werd bedorven en voor hem als een gedeelte van zijn emolument vruchteloos werd gemaakt; dat hij ca. 18 jaren geleden, op zijn privé-kosten, het genoemde fort en ook de hoeken van de contrescharp met fruit- en wilgenbomen heeft beplant die hij jaarlijks heeft gekapt en als brandstof gebruikt, wat de gouverneur voor de toekomst heeft laten verbieden. Hij verzoekt nu de Ed: Mo: om te verklaren dat deze plak land vast aan het fort Engelen gelegen aan hem suppliant in zijn kwaliteit als majoor en commies toebehoort en dat ze voorts aan hem willen permitteren fort en contrescharp met beesten te alten beweiden en ook de bomen, die hij op privé-kosten heeft gepoot en geplant, te mogen kappen