Notaris-, schepen- en andere akten

33 Op grond van verzoek van Antonij van Hooft, wonend te Scheep, meerderjarige zoon van wijlen Antonij van Hooft en Maria Volpers voor zich alsmede namens zijn minderjarige zusters Gijsberdina, Helena en Johanna van Hooft en van IJmert van Venroij, naaste bloedverwant van moederszijde verklaart schout-civiel en schepenen van Groot Lith het volgende: dat de 1e verzoeker cum suis eigenaar is van akkerland alhier, groot 1 lopense en 22 roeden genaamd het Dwargaren of Steegakkers no 623 met grondbelasting van 5 stuivers en 5 penningen en van half huis, hof en erf te Lith aan den Agterhoek 227. Beide percelen zijn verkregen bij het overlijden van hun ouders; dat door wijlen Willem Volpers, grootvader van moederszijde, op dit goed lening was afgesloten van 100 gulden bij wijlen de heer P.H. van Fenema, gepasseerd voor schepenen van Groot Lith op 10 juni; dat deze lening met 3 jaren rente door mejuffrouw H.J. Ruelh als erfgename van voornoemde P.H. van Fenema op 10-03-1810 is opgezegd om deze binnen 3 maanden af te lossen; dat de verzoekers die niet in staat zijn deze lening terug te betalen, zich in overleg met en met goedvinden van voornoemde IJmert van Venroij, de enigste aanwezige bloedverwant van moederszijde, wenden tot de gemeente voor toestemming om voornoemde perceel De Steegakkers of Dwargaren publiek te mogen verkopen met het doel uit de opbrengst de lening, de verschenen rente en de kosten te betalen en de rest aan te wenden tot betaling van de achterstallige belastingen en voor kleding van hemzelf en zijn zusters. De schout-civiel en schepenen van Groot Lith geven Antonij van Hoof hiervoor toestemming het voornoemde perceel publiek te verkopen.