Notaris-, schepen- en andere akten

59 Rekest van de regenten van Hilvarenbeek te kennen gevende dat Jacob Wouter Otten wonende te Hilvarenbeek sedert enige jaren lijdt aan de vallende ziekte en van zijn zinnen is beroofd en dat zijn halfbroer Nicolaas van Erck de schepenen van Hilvarenbeek heeft verzocht zijn halfbroer te mogen brengen naar een verbeterhuis hetzij in Zeeland, Holland, Brabant of elders tot aan het tijdstip dat hij zijn zinnen weer terug heeft; dat de schepenen van Hilvarenbeek met voorkennis van de drossaard op 6 december 1749 voornoemde Nicolaas hebben geautoriseerd, zo nochtans dat gemelde krankzinnige niet buiten de grenzen der generaliteit of geünieerde provincien zou mogen worden vervoerd, en de supplianten gehouden zouden zijn van jaar tot jaar aan de schepenen te doen blijken in welke staat de krankzinnige zich bevindt om vervolgens op de continuering te kunnen disponeren als bevonden zou worden te behoren; dat dezelfde Nicolaas in plaats van zich conform die autorisatie te gedragen heeft kunnen goedvinden dezelfde innocente en krankzinnige over te geven aan een zgn. zielverkoper te Middelburg en uit handen van de voorschreven zielverkoper te ontvluchten [echapperen] en dus wederom in de maand maart 1750 binnen Hilvarenbeek is aangekomen en toen in zijn krankzinnigheid, die oversloeg volslagen razernij, dusdanige daden ondernam en woorden sprak die deden vrezen dat dit ongelukken zou kunnen veroorzaken en dat daarom drossaard en schepenen de krankzinnige op 5 april hebben geapprehendeerd en door bewakers onder de toren staande ten laste van de gemeente provisioneel te bewaren totdat men advies had gekregen van rechtsgeleerden uit de stad ’s-Hertogenbosch, welk advies op 9 april is toegezonden, waarin stond dat de schepenen de krankzinnige zouden moeten weghalen uit de toren en moesten plaatsen in het ordinaire gevangenhuis en inmiddels had men Nicolaas en andere nabestaanden al aangezocht voor de krankzinnige te zorgen en er zorg voor te dragen