Notaris-, schepen- en andere akten

108 In de naam van de Heer amen. Vandaag 12 januari 1643 verscheen voor mij notaris en getuigen Jacob Cornelissen, wonend in Den Dungen ziek in bed liggend vanwege de kinderpokken, maar wel in het bezit van zijn verstand en geheugen. Hij beseft de broosheid van het leven, de zekerheid van de dood en de onzekerheid van de tijd waarop en wil daarom eerst zijn testament opmaken. Hij annuleert alle eerdere testamenten of codicillen die hij heeft gemaakt en wil dat uitsluitend dit huidige testament wordt nagekomen volgens geestelijk of wereldijk recht ook al zou er niet aan allen voorwaardes zijn voldaan of strijdig zijn met ander recht. De testateur beveelt zijn ziel zodra hij is komen te overlijden aan bij de almachtige God en wil in gewijde aarde worden begraven. Vanwege eventueel onrechtvaardig verkregen bezit vermaakt hij aan de kerk van Den Dungen 3 gulden eens en voor de armen aan de tafel van de H. Geest ook 3 gulden eens na dood van hem uit te reiken. Verder vermaakt hij aan Jenneken Willem Hansen voor haar trouwe diensten aan hem 12 gulden eens, nog vermaakt hij aan Haersken dochter van Jan Hendricks die in Den Bosch woont zijnde zijn peet (peetttante of peetkind?), een bed met hoofdpeluw en een paar slaaplakens. Verder vermaakt hij aan Haersken dochter van Willem Janssen een nieuwe tiek voor een bed die Jan Rutten van Griensven in bewaring heeft. Verder vermaakt hij aan Lijsken zijnde de vrouw van Hendrick Peters van der Aa drie gulden eens en aan Hendrick Peter van der Aa 15 guldens eens. Nog vermaakt hij aan Jacob Hendriks een paar nieuw gebreide zwarte broeken en Teunis Hendricks krijgt zijn nieuwe zwarte hoed. De testateur vermaakt al zijn verdere kleren, goede en slechte aan de arme mensen om het te worden uitgereikt. Al deze legaten dienen door zijn erfgenamen gelijkelijk te worden betaald, te weten de helft van zijn vaderskant en de helft door de familie van zijn moeder, die ook deze onkosten samen zullen betalen.