Notaris-, schepen- en andere akten

1 De kinderen van wijlen Hendrick Boeraker en zijn vrouw Helena Molendijck komen de volgende boedelverdeling overeen: vooraf ontvangt Marcelis Boeraker 1000 gulden omdat Hendrick en Joanna Boeraker dat bedrag ook ontvangen hebben toen zij trouwden. Hiervan komt de helft uit de opbrengst van een verkocht huis te Ravenstein, de andere helft uit de volle boedel. Vervolgens worden de vaste goederen in drie parten verdeeld: Het eerste lot bestaat uit: een huis met brouwerij, land, hof en bogaard, belast met een jaarlijkse afdracht aan het Gasthuis te Grave en aan de pastorie te Reek, en de helft van een klein bosperceel waarvan Molenbeek de andere helft bezit. Dit lot is bezwaard met een schuld van 500 gulden aan de “juffrouwen Ravenstein”, 300 gulden aan Mevr. Gijbkens, 200 gulden aan Jan van Loon, en 100 gulden aan Willem Nijen. Het lot valt ten deel aan Joanna Fulgentia Boeraker gehuwd met Jan Vos. Hendrick Boeraker, die de brouwketel en kuip in gebruik heeft, zal deze voor 500 gulden in eigendom krijgen. Het tweede lot omvat het land op den Hoogen, genaamd het Bedelhuijs; twee akkers naast Geurt Valx; vier percelen aan de grote Wetteringh en ten slotte de hoeve genaamd de Couwenbergh. Er rust een schuld op van 700 gulden aan de in Holland wonende Mevr. Ravenstein. Dit lot gaat naar Hendrik Boeraker. Het laatste lot bevat een aantal percelen land: de Hoef te Schaijk waarvan de helft toebehoort aan de Haen, jaarlijks belast met o.a. een afdracht aan de Herpense kerk; de Craencamp; de Loonse Hoeven (cijnsplichtig aan Herpen); het Vildeke ; en de Gagel naast Jan Cornelisen. Er drukt een schuld op van 800 gulden aan advocaat De Lauwere. Marcelis Boerakker wordt de eigenaar.Gijsbertus Meulendijk en C.H. van Berchum ondertekenen als “scheitsvrint”.