Notaris-, schepen- en andere akten

60 Missive van rentmeester De Kempenaer op een rekest van Johan Carel de Jeger Heer van Eckart te kennen gevende dat hij in 1727 van het land in erfpacht heeft gekregen voor 400 gl. per jaar twee watermolens nl. de ene te Son en de andere te Hooidonk onder conditie dat het werk dat een zekere Casper Eimberts in 1726 via een publieke aanbesteding had aangenomen voor 1550 gl. i.v.m. de reparatie van de molen te Son volgens een verklaring die aan het rekest is toegevoegd zou blijken dat de aannemer daar in het geheel niet aan voldaan had en dat twee jaren eerder op gelijke voet is gehandeld met de watermolen van Hooidonk en dat de suppliant veel van het aangenomen werk opnieuw heeft moeten laten uitvoeren nadat hij er eigenaar van geworden is; idem dat het hoge water i n1739 veel schade heeft veroorzaakt aan beide molens en wel voornamelijk vermits het principaalste werk door genoemde Casper Eimberts onaangeraakt gelaten wat aan de Sonse molen die bijna geheel was weggespoeld en wel zodanig dat die molen het vorig jaar geheel onbruikbaar is geweest; dat de suppliant tot gerief van de goede ingezetenen besloten heeft een nieuwe windmolen te laten maken op basis van het recht dat hij verkregen heeft bij transport van de genoemde watermolens en dat hij daaraan als meer dan 4000 gl. aan heeft besteed; dat hij van de Sonse molen de twee laatste jaren nog geen pachtpenningen genoten heeft en dat hij mogelijk zelfs genoodzaakt zal zijn voor het stilstaan van de molen enige vergoeding te verstrekken aan de molenaar; dat hij van de getimmerde windmolen wel een derde minder aan huur zal genieten als hij van de watermolen altijd heeft genoten; dat al deze rampen en schade veroorzaakt is door dat genoemde Casper Eimberts indertijd niet aan zijn bestek voldaan heeft en dat hij, suppliant, hierdoor niet in staat is gesteld om aan het land de verschuldigde 3 jaren erfpacht van de Sonse molen aan het land te voldoen en hij verzoekt nu de Ed: Mo: om schadevergoeding