Notaris-, schepen- en andere akten

517 Voor den weijnigen huijsraeth, die de momboirs der kinderen van Gijsberth de Haen, mulder tot Herpen, ofwel beter, die de borgen voor den meulepagt in ’t meulenhuijs gelaten hebben, na dat sij van de heer rentmeester als borgen geexecuteert en door dese borgen de voorschreven goederen aengeslagen wierden, heeft Jan de Haen sijne 4 onmondige susters en broeders aengenomen te onderhouden, soo lang hij op den meulen is, gelijck nu al 4 jaren deselve en ook sijn vader onderhouden heeft, off wel soo lang die kinderen, eenigsins bequaem sijn haren kost te winnen, mits de andere susters en broeders daerop geen actie hebben nog maken sullen; Oock belooft Jan de Haen de borgen voor de meulepagt van alle lasten en wijdere betalinge vrij te houden, wijlen hij sonder priseringe den meulen van sijn vader heeft overgenomen; alles onder verbant van personen en goederen. Aldus tussen Jan de Haen en Paulus Peters ter eenere en Jan Jansen van den Putteler en Marcelis van Londen, momboiren, gedaen.
Lager stond: Op het afsterven van Jan de Haen neemt Gerit de Haen de voorschreven conditien tot sijnen laste, soo dat Paulus Peters daervan ontslagen is. Actum Reek, 04-05-1720. Geprotocolleerd op 29-11-1721.