Notaris-, schepen- en andere akten

30 Johanna weduwe van Johannes Ramaer, wonend te Kessel verklaart dat wijlen haar man in leven president-schepen was en koster en schoolmeester, maar begin 1795 is overleden met achterlating van diverse schulden zonder voldoende aanwezige goederen, waardoor zij rede- en radeloos was en met 8 van de 9 kinderen, allen nog minderjarig, is vertrokken naar Wijk bij Duurstede. Daar heeft zij tot onlangs schaamteloos kunnen wonen, omdat familielid zich zeer christelijk over haar en kinderen heeft ontfermd, samen met kleine inkomen van vruchtgebruik van perceel land onder Kessel in de voorste Heijmanshoef en perceel land in de Eppelen en nog deel daarvan genaamd de Kwade hof, dat door haar oudste zoon in gebruik is, zodat deze in zijn onderhoud kan voorzien. Comparante is nu teruggekeerd naar Kessel met haar 4 jongste kinderen, inwonend bij de oudste zoon, terwijl de 4 andere kinderen thans elders zijn. Comparante heeft echter geen geld om haar nog minderjarige kinderen voldoende te kunnen onderhouden, o.a. wat betreft kleding, zodat zij toestemming vraagt namens haar 8 nog minderjarige kinderen, om perceel in de Eppelen te mogen verkopen. Toestemming wordt verleend.

24 Peter Eerdkamps gehuwd met Johanna van Kessel, welke weduwe is van Jan van der Donk, wonend te Lith verklaart door jarenlange ziekte die nog steeds voortduurt, niet in staat te zijn voor zijn vrouw en haar minderjarige dochter van 21 jaar uit eerste huwelijk de kost te verdienen. De woning is in vervallen staat en comparant kan zelf reparaties door zijn ziekte niet verrichten. Zijn vrouw heeft van dit huis het vruchtgebruik en de dochter is erfgerechtigde. Hij verzoekt om perceel land onder Kessel aan de Engelhier te mogen verkopen, om daarmee de reparaties te kunnen betalen. Dit perceel is zijn vrouw aangekomen van haar ouders. Toestemming wordt verleend.

27 Meester Joerden en Lonis staan hun moeder toe, zolang ze leeft, alle bezit zal mogen blijven gebruiken, hetzij de rogpachten of rentes en chijnsen waarvoor ze afstand van haar recht van vruchtgebruik heeft gedaan. Meester Joerden en Lonis beloven alle lasten hierin van hun kant af te handelen. Getuigen Henrick Diercks en Peter Valckener, datum 31 mei (1494).

1 Regenten van Vught schrijven een brief naar de edelmogende heren van de Raad van Staten der Verenigde Nederlanden waarin zij verklaren dat het pastoriehuis te Vught bij het aanleggen te hoog is gebouwd, zodat er na harde windvlagen en stormen veel ongemakken en reparaties nodig zijn, met de mogelijkheid van volledig instorten en gevaar voor de inwoners. Zij verzoeken om het dak te vervangen door 2 kleine daken met in het midden een loden goot. Kosten worden door een timmerman uit ’s-Hertogenbosch begroot op f 750,--. Tevens dienen zij een verzoek in om een steenweg aan te leggen door Vught naar Boxtel en de weg van Helvoirt hierop aan te sluiten. Hiervoor is een bedrag van omtrent f 400,-- nodig. Regenten willen hiervoor enkele percelen land en heide publiek verkopen om een bedrag van tussen f 1.100,-- en f 1.200,-- te kunnen gebruiken. De brief is op 10-10-1741 ter hand gesteld van de rentmeester der Domeinen en daarna op 13-03-1742 naar de Raad van State gestuurd. Toestemming wordt verleend op 25-04-1742 en bekrachtigd op 10-05-1742.