Notaris-, schepen- en andere akten

28 Francis Langens wonende te Heesch, ongemak aan zijn been hebbende maar verder wel gezond, maakt zijn testament. Hij herroept alle voorgaande testamenten. Hij prelegateert aan zijn broer Peeter Langens 13 ½ hond hooi of weiland onder Lithoijen niet ver van de Tiendweg. Item onder Kessel 5 morgen en 1½ hond dito land op de Smalle Seeven morgens aan de Tweede Steeg. Verder benoemd hij tot zijn erfgenamen zoals hij deze in zijn testament d.d. 9-6-1798 heeft benoemd en in alles voor dezelfde overige punten. Hij verklaart dat zijn goederen de waarde van 2.000 gulden niet te boven gaan.

26 Francis Langens wonende te Heesch, ongemak aan zijn been hebbende maar verder wel gezond, maakt zijn testament. Hij herroept alle voorgaande testamenten. Hij benoemt tot erfgenaam Annemie Jacob Brok; Dirk Neelis Langens; Maria Neelis Langens; Petronella Neelis Langens; Katrina Neelis Langens; Tonie Neelis Langens; Johannes Neelis Langens; Rut Steeven Langens; Andries Steeven Langens; Dirk Jan de Maas; Geertruid Jan de Maas; Johannes Jacob van Venrooij en Katrina Jacob van Venrooij en bij vooroverlijden hun kinderen, voor 3½ hond hooi- of weiland onder Lithoijen in zijn bekende belendende eigenaren. Item een morgen hooi- of weiland in het Oijer Broek onder Oss mede gelegen in zijn bekende belendende eigenaren en in alle overige roerende en onroerende goederen. Zijn broer Peeter Langens zal gehouden zijn de begrafenis te regelen en alle schulden te betalen. Ook moet hij aan Jennemie Langens weduwe van Jacob Poulus Broks zo lang zij leeft voor levensonderhoud jaarlijks 10 gulden betalen en aan Berbera Langens tot levensonderhoud jaarlijks 50 gulden tenzij Berbera Langens bij Peeter Langens in huis gaat wonen en hij voor haar zal zorgen. Peeter Langens zal ook alle huren van de landerijen ontvangen van het jaar van zijn overlijden. Verder stelt hij Peeter Langens en Cornelis de Laat aan om na zijn overlijden alle landerijen te verkopen en de koopsom te verdelen onder de erfgenamen.

22 Cornelis van Vugt en Maria van Venrooij, echtelieden, ziek te bed liggende, maken hun testament. Zij prelegateren aan hun dochter Anna en hun twee zoons Johannes en Piet gezamenlijk alle meubilaire goederen en kleren, alle beesten zoals paarden, koeien, varkens etc. uitgezonderd 1 koe welke zij prelegateren aan de vrouw van Hendrik van de Poel. Verder prelegateren zij aan hun drie eerder genoemde kinderen alle landbouwgereedschappen, karren, eegt, ploeg en alle paardentuig alsmede alle hooi en stro, alle gras en schaar te velde staande en het graan, in het jaar van hun overlijden en zullende zij daarvoor de schulden voldoen. Verder zal Rut van de Ven nog 2 jaren van nu af gerekend blijven wonen en behoudende het land dat hij nu bewerkt, dat hen testateuren toekomt, zonder dat zij aan hun of hun erven huur moeten betalen. Zullende al hun getrouwde kinderen vrij zijn om iets in de boedel in te brengen, uitgezonderd Cornelis van de Rakt welke 250 gulden in de boedel zal moeten brengen. Zij benoemen al hun kinderen in de overige goederen tot hun universele erfgenamen.

8 Bartel van de Ven wonende te Heesch, ziek, maakt zijn testament. Hij herroept alle voorgaande testamenten. Hij legateert aan zijn zoon Johannes van de Ven alle goederen die hij bij zijn overlijden niet in togt bezit en om ruzie te voorkomen verklaart hij dat de onder- en bovenhaam, greel en ligt onder de gelequteerde goederen behoren. Dat de grote kast en de daarop staande meelton, 1 koperen en blikke koffiepot, koffiemolen, tinne trekpot, 1 grote koperen ketel, kist, wiel, tafel, 2 bieze stoelen, 1 ijzeren ketel, 1 koffiepot en verschillende kleinigheden, bed en toebehoren, dit alles is eigendom van Johannes van de Ven en in zijn huis gebracht toen hij bij hem kwam wonen en niet in de boedel behoort. Latende de goederen die hij in togt bezit aan zijn erfgenamen.