Notaris-, schepen- en andere akten

42 Voor Johannes van Doorn, Gerrit Verhagen en Lammert Raaijmakers, schepenen van Heeswijk verklaart Bernardus Broekman, wonend te Heeswijk bij Matthijs van de Wassenberg, goed bekend staand ter rekwisitie van Cornelis Hanegraaff drossaard van Heeswijk, dat hij op zondag 3 april 1796 ’s-middags om 3 uur zijn schansloper in het achterhuis ophing en dat deze ’s-avonds omtrent 10 uur was weggehaald of gestolen. Mede verschenen is Jozijn Piet van Veghel, goed bekend staand wonend als dienstmeid bij Matthijs van de Wassenberg. Zij verklaart dat op zondag 3 april 1796 ten huize van Mattijs van de Wassenberg is geweest tot wel 8 uur ’s-avonds, Peeter Pennings, knecht van Leonardus Arien Nollen. Ook verklaart Mattijs van de Wassenberg dat hij hierover was ingelicht door Johannis Schuurmans op dinsdag 5 april dat voornoemde knecht van Leonardus Arien Nolle, met name Peeter Pennings een schansloper had. Hij en Mattijs van de Wassenberg en Johannis Schuurmans zijn naar Peter Pennings gegaan en hebben gevraagd of hij een schansloper had, waarop deze zei ja en dat hij hem gekocht had van ene Simons, doch dat hij daarvoor niet betaald had en hij de schansloper naar zijn vader in Schijndel had gebracht. Daarop zijn zij met z’n drieën naar Schijndel gegaan en hebben daar de schansloper aangetroffen welke toebehoorde aan Bernardus Broekman, welke zij meegenomen hebben.

41 Voor Lammert Raaijmakers, Johannis van Doorn en Gerrit Verhagen, schepenen van Heeswijk verklaart Matthijs van de Wassenberg, wonend te Heeswijk van competente ouderdom en goed bekend staand, ter rekwisitie van Cornelis Hanegraaff, drossaard van Heeswijk, dat op donderdag 7 april 1796 te zijnen huize is gekomen Piet van den Berg, wonend te Dinther welke hem geld te leen vroeg. Toen hij geen geld kreeg, begon hij te schelden met brutaalste vloeken en dreigementen dat hij hem wel zou krijgen als comparant alleen was en greep naar zijn mes. Omdat comparant beducht was voor gevolgen heeft hij geld gegeven. Bernardus Broekman wonend bij Matthijs van Wassenberg voornoemd, eveneens van competente ouderdom en goed bekend staand, verklaart hetzelfde behalve dat hij hem niet heeft horen vragen naar geld omdat hij toen niet in huis was.

40 Voor schepenen van Heeswijk hebben Lambertus Hendriks van de Ven en Antonij Faas van Heertum, beiden wonend te Heeswijk, ter rekwisitie van Cornelis Hanegraaff, drossaard van Heeswijk, op 14 maart 1796 verklaringen afgelegd ten laste van Nicolaas Koppens, molenaar te Heeswijk en deze thans nogmaals onder ede afgelegd.

39 Voor Cornelis van Houtum en Lammert Raaijmakers, leden der municipaliteit Heeswijk is verschenen Lambertus Hendriks van de Ven, wonend te Heeswijk circa 36 jr. en goed bekend staand, verklaart ter rekwisitie van Cornelis Hanegraaff drossaard van Heeswijk, dat hij in afgelopen jaar 1795 op een zondag ’s-avonds omtrent 8 uur ten huize is geweest van Johannes van Doorn te Heeswijk. Dat daar o.a. aanwezig waren Nicolaas Koppens, molenaar en Jan Dries van der Burght wonend als knecht bij Dirk Kilsdonk te Heeswijk. Dat hij destijds gehoord heeft dat Nicolaas Koppens tegen Jan Dries van der Burght heeft gevraagd waarom zijn baas naar de molen van Middelrode ging. Comparant heeft niet alles kunnen verstaan maar wel gehoord dat van der Burght zei dat er te veel geschept werd of kwijtgeraakt. Koppens is vervolgens van der Burght achterna gegaan en Koppens is hem gevolgd en heeft zijn mes getrokken en 2x gestoken. De vrouw van Johannes van Doorn heeft Koppens terzijde getrokken.