Notaris-, schepen- en andere akten

157 Brief aan de regenten van Veghel en Erp met de mededeling dat door een zekere Goort van Eijk wonende te Deurne de domaniale novale tiende is gepacht en dat hij als borgen heeft genoemd Peter en Arnold van de Mortel, die overigens verklaren geen borg te willen zijn en ook nooit over een borgtocht met hem gesproken te hebben. Als andere borgen worden genoemd Johannes van den Heuvel uit Veghel en Hendrik de Bruijn uit Erp.

82 Verzoek van de regenten van Veghel aan de raad en rentmeester generaal die aangeven dat door het dorp de rivier de Aa stroomt die huizen en landerijen separeert en er voor de passage slechts één brug ligt nl. bij de kerk. De inwoners van de gehuchten Havelt en Rondveld moeten wel een uur lopen om er te kunnen passeren. Ook inwoners van Sint Oednerode en Erp, die er landerijen moeten cultiveren, moeten soms ver om. Op dit moment worden ze via een klein schuitje overgezet ‘op het roepen van Peter Henrickx van de Wiel’ die naast die plaats woont waar men de overtocht maakt, maar wel op een afstand van 300 passen. Soms kan vanwege de wind dat roepen niet gehoord worden zodat de mensen ongeveer een half uur moesten staan wachten en af en toe zelfs genoodzaakt waren terug te keren. De regenten vragen nu verlof in plaats van het schuitje een hoge vonder te mogen aanleggen naar het voorbeeld van die van Heeswijk en Berlicum, wat wijdte, breedte en hoogte betreft. Ondertekend door N.Nieken secretaris.

1 Verpachtingen van de wildbanen en de jacht in de hertogsdorpen. Verpachtingsakte voor Janne Michielss. pachter voor Veghel, Erp en Sint Oedenrode voor een termijn van 6 jaren.

16 Rekest dat is gepresenteerd door Antoni Lommers, Johan Fabri en Jan Dircx van Duijnhoven te kennen gevende dat in september 1661 voor een periode van 3 jaren hij de houtschat in pacht hebben gehad nl. Lommers in de dingbank van Oisterwijk, Fabri in Hilvarenbeek en van Duijnhoven in Erp, Veghel, Aarlebeek, Rixtel, Stiphout, Lieshout en Bakel. Vanwege een resolutie uit 1661 zou vooral van Duijnhoven niet goed in staat zijn geweest zijn functie uit te oefenen mede door toedoen van de kwartierschout. Dit rekest is destijds overhandigd aan de heren Oudtshoorn en Vrijbergen die naar ’s-Hertogenbosch zouden komen in verband met de verpachting der gemene middelen om zich over deze kwestie nader te informeren.