Notaris-, schepen- en andere akten

73 Jacobus Philippus Le Heu, schepen en loco officier, Dirk van Nimwegen, Jan Hendrik Joris en Alexander van Drunen, schepenen en Willem Petrus Glaviman, substituut secretaris der stede en vrijheid Oss verklaren dat zij op heden 3-12-1795 naar het huis van Piet Paulus Govers, wonend alhier, zijn gegaan, aangezien er in de afgelopen nacht een inbraak en diefstal is gepleegd, teneinde het huis te inspecteren. Ze constateren dat door een buitenmuur op de geut gat is gemaakt onder het raampje, waardoor een persoon gemakkelijk naar binnen kon kruipen. Piet Paulus Govers, Johanna Aart van den Hurck, zijn vrouw en de meid verklaren dat de dieven vervolgens de deur tussen de geut en de keuken hebben opengewrikt, waardoor zij wakker werden. Er zijn drie manskerels aan het bed van de man en vrouw gekomen met een pistool in de hand en ze hebben hen vastgebonden - de touwen berusten ter secretarie - .De kerels hebben twee paar zilveren schoengespen gestolen, het ene paar gemerkt P.P.G., twee boeken met zilveren klampen [boekbeslag], het ene gemerkt P.P.G. en het andere J.A.V.D.H. of J.V.D.H., gouden kruis, knop en slot, ongemerkt, twee hemdrokken met zilveren knopen, gouden ring gemerkt J.P.G. en verder hemden, lakens, neusdoeken, voorschoten en circa 30 gulden aan geld. Ze herkenden de kerels niet. Er was een kort persoon bij en twee tamelijk lange. De korte had een blauwe lakense rok aan en was niet oud. Van de andere twee had er een blauwe linnen kiel aan. De kortste had hen vastgebonden. Er waren er twee die zwart gemaakt waren in het gezicht. Van de derde hebben ze het gezicht niet gezien.

62 Jan Hendrik Joris, schepen en loco officier, Alexander van Drunen, Gijsbertus Ruijs en Dirk van Nimwegen, schepenen en Jacobus Philppus Le Heu, schepen en loco secretaris verklaren dat zij heden naar het huis van Hendrik Hijmeriks op Osserschaijck zijn gegaan waar afgelopen nacht de glazen zijn ingeslagen en gegooid, om een oculaire inspectie uit te voeren. Van het glasraam in de keuken zijn 7 ruiten kapot en het lood is helemaal naar binnen gebogen. Er lagen stenen in het huis en stukken glas in de keuken onder het glasraam. Hendrik Hijmeriks, zijn vrouw Anna Willem Smits en hun dochter verklaren dat Johannes Jan van de Wetering, wonend alhier, de dader is. Zij hebben hem gezien en gesproken. De glazen zijn ingegooid met stenen en ook ingeslagen met een wilgenpoot, die bij het huis is afgesneden. Ze zijn bereid om hun verklaring breedvoerig onder ede af te leggen.

61 Matthias van der Heijde, president, Jan Hendrik Joris en Jacobus Philippus de Leu, schepenen der stede en vrijheid Oss, verklaren dat zij naar aanleiding van de verklaring van de burger Dehon, luitenant in het eerste bataljon jagers in garnizoen te Grave, samen met de burger Hardij, kapitein van het eerste bataljon tirailleurs in garnizoen te Grave en met genoemde luitenant Dehon naar het huis van Hendrik van Mensel, wonende alhier in den Heijhoek zijn gegaan om een oculaire inspectie uit te voeren. Luitenant Dehon verklaarde dat hij de glazen niet met zijn sabel had kunnen inslaan, omdat ze niet bereikbaar zijn en dat de planken, die boven de deur vastgenageld zijn, nog te zien zijn. Ze constateren dat er een sabelslag te zien is op de planken voor de glazen en een in de middenbank van het deurraam. De glazen boven de deur aan de ene kant waren er ongeveer 1 ½ voet in het vierkant uit en er liggen nog stukken glas voor de deur. De glazen zijn voor een manspersoon met een sabel gemakkelijk bereikbaar. De vrouw van Hendrik van Mensel wordt ondervraagd door kapitein Hardij. Zij verklaart dat er geen licht in het voorhuis was maar wel op de deel of in het achterhuis. Er waren geen andere lieden in haar huis, alleen eigen volk. Haar man is niet buiten geweest. Hij wilde de deur openen, maar zij wilde dat niet hebben.

56 Laurens van der Straaten, president en loco officier, Dominicus van Nimwegen en Daniel Halmmans, schepenen en Willem Petrus Glaviman, substituut secretaris der stede en vrijheid Oss verklaren dat wij op heden 3-4-1794 naar het huis van Jan Johannes van den Hurck, wonend alhier aan de Vlashoek zijn gegaan, waar in de afgelopen nacht inbraak is gepleegd, om het huis te inspecteren. Ze constateren dat de wand naast de zijdeur min of meer ontzet was, zodat er een hand kon worden doorgestoken om de pin en het slot van deur te doen. Opzij van het huis onder de plaats was een gat gekapt of gegraven. In de achtergevel boven het venster waren de glazen uit het lood en de spijlen uitgebroken. De dieven hebben waarschijnlijk venster geopend en zijn erdoor geklommen. Ze hebben de middeldeur met geweld opengebroken. De houten pin, waarmee de middeldeur sloot, was doorgebroken. De gauwdieven hebben een hoed achtergelaten, die overgebracht is naar de secretarie.