Sententie in naam des keijsers.
In zake hangende voor het Heijkants gerigt ’s lands Ravenstein, tusschen Petrus van der Lisse, wonende te Dusseldorp, Gerardus Josephus Deckers en Gerardus van der Horst, beide wonende te ’s Bosch als voogden over de minderjarige kinderen en erfgenamen van wijlen meester Jacobus Johannis van Willigen en vrouwe Maria Deckers, in leven echtelieden, eijsschers en aanleggers ter eenre, op ende jegens, Tonij Emonds, wonende te Boekel, gedaagde ter andere zijde.
Gezien bij scheepenen der voornoemde Regtbank de schrifture van eisch en aanspraak met vier stukken daarbij annex, gequoteerd litt A. schriftuur van andwoord, replicq en duplicq, gequoteerd respective litt. B, C, D en E. Wijders exhibitie met emploij bij forme van thoon met alle de producten daar in vervat onder de letters A, B, 1, 2, 3, 4, 5, Locis
Den gedaagde daartoe en daarinne mitsgaders in de kosten dezer procedure condemneerende. Echter des noods ter tauxatie en moderatie van dezen Gerigte.
Gepronuntieerd in pleno collegio heden binnen Uden, den 5e december 1810. (getekend) J.A. Brodden, president; ter ordonnantie van heeren schepenen, B.A. de Jong, secretaris.
Sententie is naam des keijzers en koning. Gezien bij heeren scheepenen der Regtbank van den Heijkant, lande van Ravenstein, de procedure voor hun ter rolle van den 7e november j.l. opgestaan en gerezen tussen Anna Maria van den Berg, wedue Antonij van der Burgt, Peter Antonij van der Burgt en Martinus Antonij van der Burgt, wonende te Uden, eissers en aanleggers ter eenre, op ende jegens, Lambert Johannis Thielemans, wonende te Boekel, gedaagde ter andere zijde; zo als dezelve procedure bij eisch en aanspraak is worden geinstrueerd, wijders gelet op de non voldoening onzer dispositie van l.l. regtdag en gelet waar op maar eenigsints te letten stond; heeren scheepenen der Regtbank voornoemt regt sprekende in naam als boven, versteken den gedaagde van andwoord,