Notaris-, schepen- en andere akten

65 Rekest van schepenen en regenten van Berlicum in kwartier Maasland met de mededeling dat de landerijen onder hun dorp op een excessieve tax zijn aangeslagen en verzoeken om vermindering op hun verpondingen

30 Rekest van Theodorus Meijssenheijm waarop na deliberatie is besloten aan de suppliant, gezien zijn ouderdom van 77 jaren, waarvan hij 40 jaren gediend heeft als schoolmeester koster en voorlezer, eerst in Heeswijk en later te Berlicum authorisatie te verlenen tot het aanstellen van een substituut met kennis en goedkeuring van de classis van ’s-Hertogenbosch, mits dat die in alle opzichten behoorlijk gekwalificeerd is volgens het reglement van 20 juli 1709

21 Missive van rentmeester Tengnagel op een rekest van Adriaan van Tongeren president te Berlicum te kennen gevende dat onder die heerlijkheid een perceel slecht heiveld is gelegen groot omtrent 5 à 6 lopensen tot behorende aan het kantoor der geestelijke goederen onder de administratie van deze rentmeester en dat genoemd perceel sinds mensenheugenis nooit is verpacht of enig voordeel voor het land heeft opgebracht en dat hij suppliant wel genegen zou zijn het perceel te beplanten en als dan mede graag een stukje houtveld van 2 lopensen, behorende aan het convent van de Eikendonk, dat daarbij is gelegen, en waarvan in 5 jaren omtrent 14 à 15 gl. inkomt en nu verzoekt de suppliant beide percelen in erfpacht te mogen hebben voor 3 gl. per jaar; de Raad besluit dat ze in erfpacht mogen worden uitgegeven

20 Missive van rentmeester Tengnagel inhoudende dat de raad en rentmeester generaal der domeinen te ’s-Hertogenbosch aan hem heeft laten insinueren de bijgevoegde akte van insinuatie met protest, mitsgaders daarbij gevoegd de akte van schouwvoering over een zekere brug gelegen aan het Coudewaterklooster onder Rosmalen en dat in de akte van insinuatie pretenselijk staat vermeld dat de reparatie en het onderhoud van die brug ten laste zou komen van rentmeester Tengnagel als raad en rentmeester der episcopale en andere geestelijke goederen over stad en meierij van ’s-Hertogenbosch en geeft aan dat volgens hem, na onderzoek, is duidelijk geworden dat reparatie en onderhoud van ten laste zou komen van de erfgenamen van wijlen Herman Cremers als koper van het genoemde convent, mede verwijzend naar een bepaald akkoord van 23 april 1483 dat aan de missive is toegevoegd, waaruit hem is gebleken dat de abdis van het convent van Coudewater daartoe ten eeuwigen dagen geobligeerd en verbonden, als ook van de naburen van Berlicum en Rosmalen daarvoor penningen genoten heeft en ten andere dat bij de verkoopconditie van genoemd klooster op 12 januari 1713 onder extract, ook aan de missive toegevoegd, uitdrukkelijk als voorwaarde is gesteld dat de kopers zouden moeten onderhouden alle stegen, wegen, schouwen en al wat deze goederen van rechtswege zijn gehouden te doen en dat hij het tot zijn plicht geoordeeld heeft de genoemde documenten aan de Ed: Mo: door te sturen om daarop hun bevelen af te wachten; kopie van missive en bijlagen wordt toegestuurd aan de raad en rentmeester generaal der domeinen met een verzoek de akte van insinuatie te alten toekomen aan de erfgenamen Cremers als kopers van genoemd convent