skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Saskia Green
Saskia Green Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Saskia Green
Saskia Green Bhic

Notaris-, schepen- en andere akten

Notaris-, schepen- en andere akten

Met "Notaris-, schepen- en andere akten" zoek je in een groeiend aantal samenvattingen van akten van notarissen en schepenbanken in het noordoosten van Brabant. En bovendien in de akten van diverse andere instellingen met betrekking tot Brabant (Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen, Leen- en Tolkamer, Raad van State en Staten-Generaal). Alle akten betreffen de periode van de 15e t/m de 19e eeuw.

Van veel akten zijn scans beschikbaar. Als een akte nog niet is gescand, kun je meestal gebruik maken van onze gratis service scannen-op-verzoek. Meer info >

Wil je weten welke bronnen al beschikbaar zijn, nieuw of in bewerking? Bekijk dan het complete overzicht. Wat zit er in? >

Veel samenvattingen zijn gemaakt door onderzoekers en vrijwilligers, die hun bestanden ook aan ons hebben gegeven. Zo zijn deze voor veel mensen makkelijk te vinden. Heb je ook bestanden die je via onze website wilt delen? Leuk! Neem dan contact met ons op: info@bhic.nl

> Meer info over notariële archieven

> Algemene hulp en zoektips

beacon
213  notaris-, schepen- en andere akten
sorteren op:
 
 
 
 
Schepenakte
25a [VERVOLG AKTE] oock begeer ick datmen mijn jaergetijdt dat ick eertijdts tot Oosterwijck bij mijnen leeven den almliss aengekoft heb, jaerlijcx voirtaen houden sall op mijnen sterffdach, indien dat het mogelijck is – noch soo laet ick een stuck ackerlandts groot wesende dess lopensaet geleegen weesende achter het Thorenstraetken tot Oosterwijck ter plaetsen genoembt het Repelvelt met noch een stuck ackerlants groot weesende oock sess lopensen oft daeromtrent gheleegen in die Schijne [of Schijve] tot Oosterwijck met noch een stuck ackerlants van omtrent gelijcker groote, geleegen in die Hupperingh oock tot Oosterwijck ende dat tot een oprichtingh van eender borsen om daer eenen student tot Leven oft Douwaij meede te helpen onderhouden, die men bevinden sal van mijnen nesten bloede te weesen waer hij arm off rijck zijn ende die van haer meesters in poesije oft rhetorica bevonden sullen worden daertoe bequaem te wesen die oock van mijnen naesten bloede t’sij man oft vrouwe den Eerw: pastoir van Oosterwijck met de kerckmeesters, ende heijlighgheestmeester gepresenteert sall moeten worden die denselven dan nae drije sondaegs geboden in die borss sullen stellen, om die tot sijnder promotie toe incluijs te mogen ghebruijcken, in welcke promotie indien hij sijn eer betreft sal hebben ende daervan trouwe attestatie sal brengen, t’enemaell bequaem bevonden te weesen, om vorder in eenige collegie te sgtudeeren, sall die selve borse nae sijn promotie noch 3 jaren langh die mogen behouden, nae welcke jaren hij gehouden sall sijn eenen anderen van mijnen naesten bloede plaetse te maecken, wanter ijmant bevonden sal wordenende door attestatie van trouwe meesters als boven bequaem te weesen, om die te grbuijcken, indien oock datter onder mijn –
Links in de marge de volgende notitie:
misschien ’t Spevelvelt – Jan Simons en syn soon hebben miss: die in hueringe van den Drost van Boxtel leggende tenden Toornstraetje – misschien Schijve aen aen Blockshecken mede deselve
Vervolg:
lieden 1 lopense behoorde 6 vaten jaerlycx te gelden – in de Hupperingh is vercocht by die kinderen van Dominicus van Daelen als getrouwt de dochter van Jacob Beijharts
[37] bloedt van vader off moeder niemandt bequaem toe bevonden en sall worde, soo wil ick datmen dan eenen anderen student uijt die vrijheijt van Oosterwijck deese seelve borse gunnen sal, die d’armste ende bequaemste van haren meesters in poësie vel rethorica bevonden sall worden, om die terstondt tot Loven off Douwaij tot zijnder promotie toe incluijs te mogen gebruijcken ende niett langer, om dan wederom eenen anderen plaets te maecken; oock wil ick wanter iemandt t’sij van die vrembde oft oock van mijnen bloede, den tijdt van sijn studien geduijrende, insolent, weederspannigh oft anders bevonden worden als een lofbaerlijck student toebetaembt ende van sijn meesters voor alsulcke gehouden ofte ghescholden worden, datmen denselven dan die borse soo wel binnen s’jaers als teijnden s’jaers sal mogen neemen ende eenen anderen gheeven, sonder aensien van ijmants persoon ofte bekroon van iemanden; noch soo laet ick een rent van vijftigh gl. erffelijck die ick op mijnen broeder over sommige jaren gekoft heb, met noch een rent van twelff gl. thien st. oock erfflyck gekoft op die meijerie van t’Sertogenbosch tot oprichtingh van noch een gelijcke borse, die ick wil dat in allen manieren eenen anderen van mijnen naesten bloede, oft in gebreck vandien, soo in de voorgaende borse verhaelt is oock uijtgereijckt ende gegeeven sal worden, die in een lofbaerlijcke sgole t’sij ten Bosch, Luijck off Maestricht haren curs in poësie off rethorica loffbaerlijck volbrocht sullen hebben sonder eenigh bedrog, wille oock indien datter eenighe van des voorgenoembde renten gequeten worden, datmen die terstont in alder neerstigheijt ter selver natuijren wederom aenhangen ende beleggen sall, versoecke oock die kerckmeesters ofte muners (?) die heijlighgeestmeesters van Oosterwijck deese fundatie van deese twee borsen
Vervolg 2:
uijt deesen mijnen testament te willen laten copieren in perckement ende het selve extract onder haer brieven meede te willen laten bewaere, om eenen toevlught te mogen weesen van alle die gheen, die t’off van mijnen bloede, off van die vrijheijt eenigh tijdt van doen souden mogen hebben; noch soo laet ick den manhuijs van Oosterwijck vijftigh dobbel Spaensse ducaten, die ick mijnen broeder anno 1614 wederom gedaen heb onder obligatie, doen hij die weerden omtrent Bommel oft Driel verkreegh, dat hij mij dieselve terstont tot myne vermaen weederom soude doen hebben in specie off weerde daervoir, off mij op die verkreegen erve rent soude laten ver…. theegen den penninck sestien, soo ver als die penningen reijcken souden, alsmen in mijn swart manuael breeder vijnden [37r] zall, welck soo sij tot deeser tijdt toe noch niet gedaen heeft, soo laet ick deese voors. vijftigh stucken den manhuijs voors. begeerende datmen int selve manhuijs enen armen man inneemen sal, die die rent die van deese penningen koomen sal jaerlijcx tot behulp van sijnen onderhout ende arbeijt jaerlycx trecken sall, altijdt in sulcker vuegen als men in het voors. huijs gewoon is te onderhouden ende wil datmen tot deser proven eenen armen off bedaegden man neemen sal die anders luttel behulps off troosts heeft, voor allen uijt mijnen bloede, die ick begeer dat daerin voirdeel hebben sullen indien sij’t versoecken oft begeeren welcken man soo dick alsmen deese prove geeven sal van mijnen naesten bloede t’sij mannen oft vrouwen, sal moeten gepresenteert worden den Eerw: pastoir, kerckmrs. heijlichgeestmrs. der vrijheijt, die denselven alsdan in deese prove sullen stellen, om dieselve sijnen leeven lanck te gebruijcken, ten waer dat hij om eenige grove excessen, discordien oft moijelijckheijt weederom uijtgeset moste worden, om een anderen in sijn plaets te stellen, d’welcke ick der consciëntie der oversten beveel, met conditiën, want dit niet onderhouden en worden als ick t’begeer,
Persoon in schepenakte:
Dominicus van Daelen  
Jan Simons  
Jacob Beijharts  
Datering:
6.12.1659
Pagina:
35-40
Soort akte:
Testament
Plaats:
Luik / Tongeren / Oisterwijk / Diest / Berg / Meir / Leuven / Douwaij / Maastricht / [Zalt]bommel / Driel / 's-Hertogenbosch / Antwerpen / Biest op Haaghorst / Gestel voor Eindhoven / Netersel / Velp
Toegangsnummer:
220
Inventarisnummer:
38
Bron:
Beurzenstichtingen
 
 
 
 
 
Schepenakte
25 Inden naem ons Heeren Christi Jesu Amen
Ick Jan Frans Beijhardts priester overdenckende die broosheijt der menchelijcker natuijre, ende datter niet seeckerder en is, dan die doot ende niet onseeckerder dan die uijre der selver, willende daeromme van deeser werelt niet scheijden, sonder van mijnen goederen ( mij van onsen Heere Godt almachtigh op deeser werelt verleent) te disponeeren, hebben daeromme met mijnen voorbedachten rijper rade ende volkomen verstande ghemaeckt ende geordineert mijn testament ende uijtersten wille in vuegen ende manieren navolgende ende dat achtervolgende den oirloff mij vanden Eers: Bisschop van Luijck (onder den welcken ick eertijts alle mijn wijinge ghehaelt heb) in eenen beseegelden brieff daertoe verleent ende onderteijckent Blaemarts, alsmen onder mijn brieven vijnden sall, begerende dat het selve stadt grijpen sall ende sijn effect sorteeren het sij bij forme van testamente, codicille ofte anderen uijtersten wille, ghelijck een ijgelijcks goedt christen mensche testament behoirt ende mag stadt grijpen alle zijn alle solemniteijten, nae die geestelijcke rechten hier in mogelijck niet well onderhouden noch achtervolgt, weder roepende net den selven alle voirgaende testamenten, codicillen ende ander testamentelijcke dispositien, bij mij eenighsints voor datum van deesen ghemaeckt ende reserveerende mijn meerderen, minderen ende veranderen, soo dickwils ende meenigmalen mij dat naemaels goedtduncken ende believen zall, inden eersten soo beveele ick mijne ziele, soo wanneer die bijden wille Godts uijt mijnen lichaem scheijden zall Godt van heemelrijcke, Marie zijn gheb: [gebenedijde] moeder, Catharina onser patronesse, met allen heemelsche gheselschappe ende mijnen dooden lichaem der ghewijder erden verkiesende mijn sepulture hier Tongeren int Beghijnhoff in St. Catharijnen kercke ter plaetsen gheleegen tusschen den hogen altaer inden choor ende het Eerw. heijlige Sacraments huijs, rakens aen den altaer aen, latende voor mijn
Vervolg:
begraeffenis der selver kercke eenen Engelschen Roosnobell eens, oock begeer ick dat men mij nae mij[n]der conditie, een eerlijcke uijtvaert nae doen zall, nae die maniere, dienende in tijde van mijnen voirsaten plagh te ghebruijcken, sonde rijt achter te laten, soo wat den dienst Godts ende der eeren betaembt, t’sij inde misse te doen lesen die schijnd den beghijnkens uijt te reijcken, die dragers te lonen, noch wil ick dat men ten tojde van minder uijtvaerdt twelff wasschen keersen laten maken sall, elck van twee ponden, waervan datter ons kerck twee behouden sall, Onse Lieve Vrouwe een, St.Niclaes een, St.Jan een, St. Jacobs gasthuijs een, St.Agneet een, St.Urssell een [36] die Mindelbroeders een, tot Oisterwijck een, het clooster van der Ulenborgh een die beghijnenkerck tot Diest een, will oock datmen het geheel dertichsten door die geheel mis door, twee wassen bounten (?) daerenboven op mijn graff sall onderhouden ende datmen die lijckcass het gheheel dartighsten boven mijn graff sall laten staen – Ende dat den pastoir met ons drie heeren het gheheel dertighsten doir inder missen een collect sullen leesen ende nae de misse die commenadatie haer toe scheijdende, zoo wel als de plebaen met evenveel heeren gewoon sijn te hebben, den custer begeer ick oock datmen het gertighste voleijndt sijnde voor sijn singen ende commendatie geeven sall vyffthien st. ende den twee custerssen t’samen voir al haer moijten oock vijftien st. t’samen te deijlen; oock wil ick datmen mijn graff t’ijnden dier tijdt met eenen schoonen sercksteijn toe leggen sall, soo mijn executoirs dat geraeden sullen vijnden, in alder simpelheijt , voirt begeer ick datmen ten dage van nijn begraeffenis ende het ierst jaergetijt den huijsarmen elcke reijse twee mudden roggen om deelen sall in brooden, soo groot ende soo kleijn als mijn executoirs dat ordineeren sullen; oock begeer ick datmen terstondt nae mijn doot, tot Oosterwijck den armen oock een mud roggen omdeelen zall, soo mijn executoirs dat
Vervolg 2:
ordineeren sullen ende oock een mud roggen ierst jaergeteijt – noch begeer ick datmen op het begijnhoff tot Diest den beghijnkens met den celsusteren eens micken geeven sall, soo groot als sij uijt twelff vaten teruwen sullen mogen vallen, om voir mijn ziele te bidden, voorts soo laet ick der kercken van St.Lambrechts tot Luijck ende der kercken van Onser Lieve Vrouwen Tongeren elcken eenen ervesten [dubieus] eens voir all mijn onrechtveerdich goedt indien ick buijten mijnen weeten eenige heb, noch soo laet ick hondert bb. gulden eens, om terstont na mijn doot missen te doen leesen voir die sielen van alle die geen daer ick den tijdt dat ick priester geweest zij, d’almissen af ontfangen heb ende mij bij avontueren in die belaste missen versuijmt oft qualick gequeeten magh magh hebben, tot den Minderbroeders, Jesuiten oft Preeckers, die meede gehandt sullen weesen, willende datmen elcken voor elcke miss eenen ernesten (?) uijtreijcken sal; noch soo laet ick den beghijnhoff Tongeren veerthien bb: gl. erffelijck op Jan Damen tot Bergh, met noch een renth van anderhalven Rosenobel van Engelant gekoft op Jasperen sone van Hennen Broecks, met noch een renth van ander halven dobbel gouden rijael gekoft op Jannen Merois tot Meir, beijde erffelijck [36r] om jaerlijx mijn jaergeteijt daervoir te houden, in manieten naevolgende, te weeten datmen voir het ierst den pastoir uijt deeser sommen jaerlijx offeren sall in die misse twalff st. bb: ende den twee cappelanen ende den rectoir van St.Catharinen altaer elcken sess st., den custer met den twee custersschen, elcken drij st., die reste van deese rnethe sall die meester onder die beghijnkens in een dobbel scheijns om deijlen in schoon witte broot, met eender pannen rijss, op den wet dat in Hannes haer stemer om heeft laten deijlen, zoo ver als die renten reijcken zullen, sonder dese latingh immermeer achter te laten offs met eenige andere latingen te tappen, soo ick der meesteren dat betrouw;
Persoon in schepenakte:
Christi Amen  
Frans Beijhardts  
Heere Godt  
Jan Damen  
Jannen Merois  
Hennen Broecks  
Datering:
6.12.1659
Pagina:
35-40
Soort akte:
Testament
Plaats:
Luik / Tongeren / Oisterwijk / Diest / Berg / Meir / Leuven / Douwaij / Maastricht / [Zalt]bommel / Driel / 's-Hertogenbosch / Antwerpen / Biest op Haaghorst / Gestel voor Eindhoven / Netersel / Velp / Batenburg
Toegangsnummer:
220
Inventarisnummer:
38
Bron:
Beurzenstichtingen
 
 
 
 
 
Schepenakte
24 Extract gecopieert uijt seeckere copie autentijcq geautentiseert voor Gijsbert Jans van de velde in sijnen leven notaris der stadt sHertogenbossche vant testament van wijlen d’eerw: en voorsienige Heere Mr. Johan Brants presbijter ende cannonicke als hij leeffde van de cadthedrale kercke tot Brugge voor Andreas Bottijn notaris tot Brugge voors. residerende ende seeckere getuijgen op den 2 junij 1577 gepasseert luijdende als volght:
Item de Societeijt Jesu die binnen der stwede van sHertogenbossche collegialijck in toecomende tijde resideren sal, geve ick eene huijsinge met sijnen toebehoorten staende in de Peperstraet binnen der voors. stede met het achterhuijs uytcomende inde Verwerstraet ende de erve tusschen beijde liggende, soo ick die gekocht hebbe jegens Jonckere Berthold van de Voorde met sulcke lasten als daer uyt ten mijnen overlijde sullen staen [34] ende oft gebuerde dat ter geenen tijde de voors. societeijt binnen der voors. stadt collegialijck en quaemen te resideren, oft dat sy daer collegialijck geredideert hebbende, wederomme van daer vertrocken sullen de voors. parthijen van renthen ende huijsinge blijven blijven in het siminarium voors. met verbant nochtans daer altijts wederomme aff te scheijden als de voors. societeijt daer wederomme collegialijck resideren sal ende henlieden sal blijven geduerende haerlieder residentie, neder stont accordeert dese extracte met seeckere authentijcque copije geauthentiseert ende onderteeckent by Gijsbert Janssen van de Velde in sijnen leven notarius griffier ende secretaris deser stadt tgeene ick attestere was onderteekent W.Schuijl notarius publicus met sijn signature 1650 11/6
Persoon in schepenakte:
Gijsbert Janssen van de Velde  
Johan Brants  
Berthold van de Voorde  
Gijsbert Jans  
Andreas Bottijn  
Datering:
2.6.1577
Pagina:
33-34
Soort akte:
Extract uit een testament
Plaats:
's-Hertogenbosch / Brugge
Toegangsnummer:
220
Inventarisnummer:
38
Bron:
Beurzenstichtingen
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Schepenakte
23 Wij prelaten edelen ende steden representerende de drije Staten slants van Brabant om tesstimeren (?) alsulcken consent als wij onsen genadichsten Heere den Coninck als Hertog van Brabant opten xv dach der maent van february inden jaere xv c ende achtentsestich hebben gegundt van te vercoopen ene losrente opt gemeijn landt van Brabant totter somme van drije hondert duijsent ponden Arthois int capitael om daermede te lossen onse obligatie daer te vooren tot gelijcke somme der coopluijden tot Antwerpen gelevert ende vuijt crachte van de welcke obligatien Sijne Con. Mat. sal de vs. selve somme in gereede penningen gefirneert ende voldaen geweest, achtervolgende de acten ende bescheede daeraff zijnde, hebben vercocht ende vercopen midts dese Heer Matheus Wals Christiaenss. van Linter priester tot Oisterwijck eene erffelycke rente van vyffentwintich Carolusgl. tsiaers tot twintich stuijvers van drije penningen oft grooten brabants tstuck voor elcken der voors. coopere ons daer voir heeft vuytgereyckt de somme van drij hondert der voors. Car.gul. eens die inde betalinge naer vuytwysen van de acte van de consente zyn betaelt ende geemplyeert daer aff wy ons houden wel vernuecht ende ghenotenteert ende geloven elck van ons voor alle ende int besunder die voors. jaerlycxse rente van vyffentwintich Car.gl. den voors. copere telcken halven jaere deen helft daeraff te geldene ende te betalem met gangbaren gelde by handen Mr. Jacob Bax onsen ghecommitteerde int quartier van ’s-Hertogenbossche oft andere die aldaer onsen gecommitteerde ende ontfangher van Co: beden in Brabant wesen sal, daeraff dierste halff jaer vallen ende verschynen sal opten xxix dach van januario naestcomende ende dandere opten xxix july daeraen volgende ende alsoo voorts van jaere tot jaere ende van termijn tot termijn ofte sesse weken naer elcken den vorige termyn onbegrepen, toeseggen ende gelooven voorts den voors. copere van nu voortane ter cause vande voors. jaerlycxse rente van xxv gulden [32] vrij
Vervolg:
quyt ende ongelast te sondene (?) van alle beden ende subventien onses voors. Heere den Coninck sijne naecomelingen hertogen ende hertoginnen van Brabant toecomende tijden totter defentie desselffs lants oft anderssints pm wat redenen dat oyck soude mogen wesen te consenteren ende by wat middelen dat men deselve bede soude willen openbaren het ware als ruytergelt metten thiensten xx sten minder oft meerderen penningen nyet gewoonelick oft andere manieren gepoo…itelt (?) ende te denckene hoedanich tselve soude mogen bygebracht wordden all waert oyck soo datter andere renten binnen den voors. lande beseth ende beleth worden ende oft soo gebeurdedes oft Godt wilt nyet en sal dat de voors. betaling einder manieren voors. nyet geschiede ende dat die voors. coperen oft actie van hen hebbende daeromme enigen cost schade oft intrest hadde, tsy int vervolgen met rechte oft anderssints, soe geloven wij den selven alle de voors. costen schade ende intresten te restitueren ende van allen die voors. voorwaerden ende gheloiften wel ende getrouwelyck t’onderhouden ende te volbringhen, hebben wij verbonden ende verbinden onse hoiren ende nacomelingen elcken van dyen ende voor alle ende int besundere onse ende den vs. hoiren [= nacomelingen] ende nacomelingen, goeden have ende erffen oft waer die gelegen sijn voor alle heere ende gerechten den selven ons ende onse goeden tot hennen bedwange daervoore submitterende om by hen te onderhouden van de voors. gelooften reelyck ende ess…melyck bedwongen te wordden ende hebben verteghen ende gerenunchieert verthyden ende renunchieren midts desen voor ons, onse naecomelingen alle exceptien ende beneficien die ons van rechte oft costuyme wegen teghen tgene voors. is ennichssints soude mogen te bate comen, als onder andere dat de voors. penningen nyet en souden betaelt oft gelevert ende inde be…linge als voore beheert ende geemployeert wesen, dat dese nyet en souden moghen wordden geeyst, vervolght oft geex…. sonder [32v] dandere gesommeert
Vervolg 2:
te sijn, alle respyten ende andere … oft brieven die wy van ennighe geestelycke oft wereltlycke heeren oft prinschen [dubieus] souden mogen vercryghen oft oyck sonder onse versuecke by hen ons vercleert soude mogen werdden, hoedanich ende in wat formen oft manieren die gemaeckt souden mogen wesen, daermede de voors. geloften ennichssins beleth oft verachterts ouden mogen werden ende by allen anderen dingen die ons tegens de voors. gelooften souden mogen helpen ende den voors. coopere ennich achterdeel oft beleth doen, met sulcker conditiën ende voorwaerden dat wy oft onsen daertoe gecommitteerden die voors. jaerlyxe renthe altyt sullen mogen lossen ende quyten met twelffene carolusgl. elcken der voors. carolusgl. gerekent oft die werde daeraff met alsulcke gelde als ten tyde van de vs. lossinge sal cours ende ganck hebben ende mette rente die ten thyde van de vs. lossinge sal resteren te betalen metten achterstelle daerenboven verschenen soo verre ennige daeraff tachter ende ombetaelt vuytstuel [dubieus] ende om dat wy willen dat alle voorwaerden ende geloften metten conditiën voors. den voors. copere vast ende onverbrekelyck sonder wederseggen van yemande onderhouden ende volbracht wordden – Soo hebben wy desen brieff doen besegelen met onsen gemeynen segele ten contracte onlancx gemaeckt onder mijn heer den cancelier van Brabant berustende ende tot meerder versekertheyt desselffs coopers, hebben wy den selven doen teeckenen by onsen greffier ende secretaris – Gegeven tot Bruessele opten xxix dach der maent julio inden jaere xv c ende negenentsestich; op de plycke stont ….. ende versuecke van de voorn. staten ende was ….Cornelius Wellemans ende besegelt met eenen segele in rode wasch aen dobbelen stert uthangende – gecollationeert tegens zyne originaele ende daermede bevonden te accoderen by my Jan Peynenborch openbaer notaris byden Rade van Brabant geadmitteert – J.Peijnenborch.
Persoon in schepenakte:
Matheus Wals van Linter  
Jacob Bax  
Heere den Coninck  
Sijne Con  
Cornelius Wellemans  
Jan Peynenborch  
Datering:
29.7.1569
Pagina:
31-32
Soort akte:
Verkoop
Plaats:
Brabant / Antwerpen / Oisterwijk / 's-Hertogenbosch / Brussel
Toegangsnummer:
220
Inventarisnummer:
38
Bron:
Beurzenstichtingen