Notaris-, schepen- en andere akten

154 Memorie met een verklaring dat van 19 op 20 februari omtrent half een ’s nachts Jan Bick, Frans Chevalier, Anthony Schipper de beëdigde oppasser van de jacht van Someren, die zijn gekomen bij het huis van Francis Bennebroek te Someren en hebben er in de heggen rond de hof twee hazenstrikken aangetroffen, die ze hebben laten staan. Vandaar zijn ze gegaan naar de Doncq en na daar een tijd vertoefd te hebben zijn ze rond de klok van 4 uur zijn ze weer teruggegaan naar het huis en de hof van Bennebroek om te zien of iemand uit het huis zou komen om de hazenstrikken weg te halen. Inderdaad is er een manspersoon uit gekomen met een hond bij zich die daarmee tot halverwege de hof is gelopen. De man is het huis weer in gegaan en de hond is buiten gebleven. Na een half kwartier zijn er twee mannen uit het huis gekomen waarvan er een door de hof is gelopen en de andere langs de heggen van de hof. De laatste is gekomen bij genoemde oppasser. Hij vroeg hen: “Wat doet gij daar?”. Jan Bick antwoordde hem dat er in de hof was geschoten en ze wezen hem de plaats. Die persoon zei echter van dat schot niets te weten. Men vroeg hem toen of hij soms iets wist van hazenstrikken. Ook daar wist hij niets van. Jan Bick nam hem mee naar de hazenstrikken om ze te laten zien. De persoon in kwestie antwoordde weer dat hij er niets van wisten ging het huis weer binnen. Daarna is Bick naar het huis gegaan van Jan Peels daar vlak bij waar een zekere Jan Hoorenbeek naar binnen was gegaan om zich te warmen. Bik en Hoorenbeek zijn vervolgens naar de hof van Bennebroek gelopen om de hazenstrikken op te nemen en zijn daarna het huis binnengegaan. Op de vraag aan Bennebroek of hij die strikken gezet had kregen ze een ontkennend antwoord. Daarop zie Hoorenbeek dat óf hij óf zijn zoon dat gedaan zou moeten hebben en er werd een boete uitgedeeld.

153 Bekeuring van Jan Aart van den Broek i.v.m. het jagen te Oerle wat hem 10 gouden realen of 70 gulden kost, gevolgd door het relaas van deurwaarder Molhuijsen.

152 Overleg van de Heer van Nuland met de raad en rentmeester generaal betreffende het jachtgebied van Nuland waarbij genoemd worden Heesvinkel, Zoggel en de Rak scheidende de Bleeken tot aan het Loosbroek.

151 Voor de schepenen van Lagemierde zijn verschenen Francis Kools [21] en Jan Willem Adriaans [20] beiden uit Hulsel, die ter requisitie van Cornelis Francis van der Heijden en Jan Heuvelman, beiden uit Lagemierde, verklaren dat op zondag 12 november 1775 hij attestant te Hulsel ter jacht zijnde, bij hem is gekomen de beëdigde jachtbewaker Peter van Laarhoven, die hem heeft bekeurd en diens snaphaan heeft afgenomen en er is sprake van een halve rijksdaalder ‘smeergeld’ zouden wij zeggen, als de zaak niet werd aangegeven en de snaphaan werd teruggegeven.