Notaris-, schepen- en andere akten

94 Missive van generaal Cromstrom inhoudende dat de Oostenrijkse bataljons die aldaar in garnizoen gelegen hebben een deel van hun bagage met een soort van hospitaal en enige invaliden aldaar hebben nagelaten, voornamelijk het regiment van Botta bestaande in drie bataljons die momenteel verplaatst staan te worden en verder naar de Maas op te trekken, waarvoor 30 à 40 karren nodig zijn a.s. maandag tot transport van haar hospitaal en andere effecten, nagelaten toen de bataljons van daar naar de Baronie van Breda zijn gemarcheerd, om het een en ander over te brengen naar Roermond; de orders van de Ed: Mo: zal hij ten spoedigste verwachten of hij de karren van het paltteland met overleg van stadhouder Juijn of deze te gelasten het alleen te doen en orders te geven aan die van Eindhoven om daar of daaromtrent de gemelde karren te doen aflossen en het hospitaal te Werth [Weert bedoeld?] te brengen om aldaar door de Oostenrijkse onderdanen. omdat de officiers beloven de voitures te betalen

92 Rekest van Arie Verhellouw aannemer van het maken van een losse logie bij de geweldige provoost te ’s-Hertogenbosch verzoekende om een ordonnantie van 325 gl.

90 Bericht van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant De Schmeling op een rekest van Gijsbert Gualthery stadhouder van het kwartier van Peelland daarbij te kennen gevende dat hij de nodige conducteurs tot vier in getal had moeten aanstellen bij een groot aantal pioniers die op verzoek van de gedeputeerden te velde Willem en Onno Swier van Haren in 1747 zijn geleverd voor de werken van resp. Breda en ’s-Hertogenbosch en transport van fourage vanuit de magazijnen van ’s-Hertogenbosch naar Eindhoven voor de korpsen Keizerlijke en Engelse troepen en tot op heden hebben die conducteurs nog geen betaling ontvangen voor hun bewezen diensten en Gualthery verzoekt de verdiende daggelden alsnog te voldoen – zie ook folio 790, 860

79 Missive van de magistraat van ’s-Hertogenbosch van de 12e inhoudende dat het regiment van de Peins van Stolberg dat aldaar enige tijd in garnizoen heeft gezeten en gelogeerd heeft in de barakken en tijdens dat verblijf daarin diverse fournitures en utensiles door hen zijn beschadigd en enige daarvan worden vermist en de schade bedraagt 44-1-8 en ten opzichte van de gebouwen 7-1-0, verwijzend naar art.3 en 4 van het reglement van 28 mei 1745 voor de militie die in barakken logeert zijn vastgesteld; Stolberg wordt uiteindelijk geordonneerd de schade te vergoeden