Notaris-, schepen- en andere akten

29 Klaas Koppens, 40 jr. molenaar, Delis Kilsdonk 50 jr. Piet van Kilsdonk 22 jr.; allen wonend te Heeswijk en goed bekend staand leggen voor schepenen van Heeswijk verklaring af ter rekwisitie van Cornelis Hanegraaff, drossaard van de Heerlijkheid Heeswijk. De gezamenlijke comparanten verklaren dat zij op 3 januari 1793 zijn geweest aan het Hatters brugje op het Heerwijkse bij Middelrode. Daar hebben zij Hendrik van der Heijden, wonend te Heeswijk, knecht van Hendrik Suskens getroffen, welke zak met circa twee vat meel op zijn hoofd droeg, zeggend dat hij het op de molen in Middelrode had laten malen. De gezamenlijk comparanten hoorden dat hij dat nog meermaals zou laten doen.

28 Willem van Loon, bierbrouwer te Heeswijk 50 jr. en Dirk van Uden 37 jr. beiden wonend te Heeswijk leggen voor schepenen van Heeswijk verklaring af ter rekwisitie van Cornelis Hanegraaff, drossaard van de heerlijkheid Heeswijk. 1e comparant verklaart dat hij op donderdag 1 november 1792 middags rond 2 uur met de 2e comparant en Johannes van Belten van Uden is gegaan bij Jan Koppens te Dinther, alwaar deze aanwezig was alsmede de meid. Hij heeft toen gezien dat binnenkwamen Melis van den Boom en Johannis van Haselberg, waarop hij deze laatste naar buiten zag gaan met Johannis van Bilsen en 2e comparant. Hij twijfelde of voornoemde van Bilsen mes had, maar zag wel dat Haselberg sneden door de mouwen van zijn kiel had. Vervolgens ging hij verder naar Heeswijk. 2e comparant verklaart dat hij samen met 1e comparant en Johannis Bilsen was gekomen van Uden voornoemd en toen samen bij het huis van Koppens zijn gekomen, waar ook de meid binnen was. Daar zijn verder Johannes van Haselberg en Melis van den Boom binnengekomen welke enige woordenwisselingen hebben gehad, waarna ze naar buiten zijn gegaan. 2e comparant is ook naar buiten gegaan en heeft gezien dat van Bilsen een mes in de hand had en dat Johannes van Haselberg vier of vijf sneden in de mouwen van zijn kiel had. Vervolgens zijn comparanten naar Heeswijk gegaan.

27 Voor Johannes van Doorn en Geert Verhagen, schepenen van de heerlijkheid Heeswijk verklaren Willem van de Veerdonk, schoenmakersbaas 52 jr.; Lambertus van de Ven, timmermansbaas ca 33 jr. en Jan Vorsters, schoenmakersknecht van Willem van der Jeugd 26 jr., allen goed bekend staand en wonend te Heeswijk ter rekwisitie van Gijsbert Westerouwen van Meerwijk, drossaard van Heeswijk, dat zij comparanten op maandag 19 september jl. zijn geweest ten huize van Gijsbert Aart van Zutphen te Heeswijk. Daar waren ook aanwezig Gijsbert Aart van Zutphen zelf, zijn vader Aart van Zutphen, Bert van Zeeland en Johannes van Belsen, allen wonend te Heeswijk. Comparanten hebben Gijsbert Aart van Zutphen helpen slachten van een zwarte bonte koe, ordentelijk vet en zwaar. Vader Aart had gevraagd waar de koe gekocht was. Zij hebben horen zeggen dat de koe van iemand uit Vlijmen was gekocht, maar dat Gijsbert niet wist hoe de naam was en vader vond dat raar. De huid van de koe is door 1e en 3e comparant naar Willem van der Jeugd gebracht, welke niet thuis was. Waarop 3e comparant de huid in de kalk heeft gezet. Op 20 september kwamen daar enkele kooplieden om een huid te kopen en 3e comparant heeft gezegd dat hij die morgen voor zijn baas nog een huid had ontvangen, waarop deze personen die wilden zien. Comparant heeft gezegd dat dit niet mogelijk was omdat deze in de kalk stond, maar op hun verzoek dezelve voor een deel eruit heeft gehaald. Deze mensen zeiden toen het is een witte, waarop hij comparant heeft geantwoord nee het is een zwart bonte, het witte dat u ziet is kalk. Daarna zijn deze personen weggegaan.

26 Johannes van Doorn en Geert Verhagen, schepenen van de heerlijkheid Heeswijk hebben zich begeven ten huize van verklaart Jan Willem Raaijmakers, welke te bed lag te Heeswijk 30 jr. goed bekend staand, ter rekwisitie van Gijsbert Westerouwen van Meerwijk, drossaard van Heeswijk. Hij verklaart dat hij gisteren 18 juli 1790 namiddag thuis kaart heeft zitten spelen met Wilhelmus Pijnenborg en Johannes Kuijpers, beiden wonend te Heeswijk. Comparant en Wilhelmus Pijnenborg hebben hierover woorden gekregen en zij zijn toen weggegaan. Ter hoogte van het huis van Willem van de Veerdonk hebben zij woordenwisseling gekregen. De vrouw Gijsberdien Peters van de Bogert was alleen thuis en kwam naar buiten en zag dat dezelve Pijnenborg ijzeren asschop nam die daar stond en comparant daarmee slag op zijn hoofd gaf, zodanig dat hij tegen de grond viel, hevig bloedend en ook nog geschopt werd. Pijnenborg is vervolgens weggelopen. Comparant is na enige tijd opgestaan en naar huis gelopen. De verklaring is opgemaakt ten huize van comparant welke te bed lag.