skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

Notaris-, schepen- en andere akten

Notaris-, schepen- en andere akten

Met "Notaris-, schepen- en andere akten" zoek je in een groeiend aantal samenvattingen van akten van notarissen en schepenbanken in het noordoosten van Brabant. En bovendien in de akten van diverse andere instellingen met betrekking tot Brabant (Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen, Leen- en Tolkamer, Raad van State en Staten-Generaal). Alle akten betreffen de periode van de 15e t/m de 19e eeuw.

Van veel akten zijn scans beschikbaar. Als een akte nog niet is gescand, kun je meestal gebruik maken van onze gratis service scannen-op-verzoek. Meer info >

Wil je weten welke bronnen al beschikbaar zijn, nieuw of in bewerking? Bekijk dan het complete overzicht. Wat zit er in? >

Veel samenvattingen zijn gemaakt door onderzoekers en vrijwilligers, die hun bestanden ook aan ons hebben gegeven. Zo zijn deze voor veel mensen makkelijk te vinden. Heb je ook bestanden die je via onze website wilt delen? Leuk! Neem dan contact met ons op: info@bhic.nl

> Meer info over notariële archieven

> Algemene hulp en zoektips

beacon
31  notaris-, schepen- en andere akten
sorteren op:
 
 
 
 
Schepenakte
25b [VERVOLG AKTE 2] dat deselve rent alsdan van mijn erffg. [erffgenaemen] weederom vereijst ende beseeten sal moogen worden, ter tijt toe datmem alsulcke faut gebeetert sal hebben als voir; noch verklaer ick dat ick Jannen Beijhardts mijnen neeve donatie intervivos eertijts een huijs en hoff gegeeven heb geleegen tot Oosterwijck recht achter de kerck om t’selve terstondt aen te veerden ende te besitten. t’samen met alle profijten ende lasten ende den huijsraet daerin weesende, zoo hij t’voors. huijs diertijdt vont ende dat tot een vergeldinge van sommige diensten, die hij mij mijnen leeven lanck beloofden te doen, in mijn rechten en schuldenin te maene, sonder daervoir van mij voir eenige sijn moijten oft reijsen etc. iedt te willen eijssen oft reeckeninge te brengen, dan alleen dat hij in costen van recht soude mogen verschooten hebben, met soo hij hen t’sinder verklaert heeft, het selve huijs over sommige jaere weederom te verkoopen ende daerdoor mogelijck niet en soude houden, dat hij mij belooft heeeft, wille indien hij ijt alsulcx voirstelt dat hij dan soo langh in die deijlingh sal moeten stil staen tot dat die donatie verlijght is, maer want hij in sijn belofte getrouw blijft als ick hem betrauw, wille dat hem die donatie dienen sall sonder in die deijlimge still te derven blijven saten – Noch belijde ick, Franssen den soon van den selven Jan Beijharts [38] toegeseijt te hebben, dat ick hem een rentken van drij gulden erffelijck voor uijt laten soude om dat ick hem geheeven had, maer is te weeten dat ick deesen selven in die plaets van der renten anno 1604 ter begeerte van sijnen vader ende moeder vijftigh gl. bb: gereets gelt gegeeven hen, soo dat die belofte bij mijnen leeven voldaen is – noch soo laet ick Franskenen mijnes broeders oudste dochter oock mijn vunt peet voor vuijt een memorie van drij gl. iii st. erffelijck staende op de erffgenamen van Arien Ghyb Zegers op die Houtschestraet; noch verklaer ick dat ick mijns broeders leste huijsvrouwe die
Vervolg:
geheel erffenis gepresenteert heb, daer mij van den guesen op affgebrant waeren ende dat tot den behoeff van mijnen peeteren, die mijnen broeder aen haer verweckt had mer zoo hij mij verklaerden, dat die selve de presentatie niet en behoeffden, om dat hij er alree gestorven was ende dat hij met den gouden rick die ick haer doen ter liefde geschoncken had, meer dan ghenoegh in de plaets van een memorie voldaen was, soude wel begeeren dat mijnen broeder deese weijgeringh zoo laet ende de erffenis in de deijlingh int gelijck liet komen, ten behoeff van alle sijn kinderen – Noch soo laet ick den Clooster tot Oosterwijck hondert gl. eens uijt mijnen gereede tot een memorie ende om voor mij te bidden ; noch laet ick den clooster van St. Gertruijden binnen sHertogenbossch, daer mijns broeders dochter is geprofeijst, tot eender memorie gelijcke hondert gl. uijt mijnen gereede, om voor mijn ziel te bidden, Oock bekenne ick den clooster van Ulenborg binnen den Bosch een goede memorie toegeschickt te hebben, om veel trouwigheijts die sij van mijn dingen te bewaeren t’sijnder mijn vertreck mij beweesen hebben, mer hebbe Jannen mijnen neeve een memorie dit selve jaer meede gegeeven, van derthien Spaensche dobbel ducaten, die ick hoir, dat sij totten ligt van den Eerw: H.Sacrament van meijningh sijn te schicken zoo dat dat legaet bij mijnen bede voldaen is – Noch verklaer ick jaerlijx een lijfpensie te hebben. op die fortrificatie [38r] camer tot Antwerpen, van vijff ende twintigh gl. sjaers, die zij zelve over sommige jaren gereduceert hebben op 20 gl. van deeser renten wil ick dat all den achterstel, die nae mijn doot bevonden sal worden, bij een vergadertt sall worden, om daervoir eenich ciraedt oft taeffereel te laten maecken in die kerck van Oisterwijck ende tselve te stellen op St.Catharina oft St.Margriten altaer off elders, daervan mijn executoirs meest tot ciraet der kerkcen van noden sal duncken wesen, mij ende mijn alders tot eender memorie – Noch verklaer ick dat tot
Vervolg 2:
Oosterwijck een jaerlijxe rent heb, op Wouter Gommers van ses gll. sjaers die de erffg, affgeleijt hebben ende heb Joseph mijnen neve toegelaten die hooftpenningen metten achterstel te mogen ontfangen, om dat hij se die nu timmerde van doen had, dees heeft hij mij tot mijnen vermaen in aldertrouwen belooft wederom te doen hebben, off indien ick daertusschen afflijvich quame te worden, in die deijlingh soo langh still te staen, tot dat deesen ontfanck inde ander erffg: verlijct sal weesen – noch verklaer ick een rent te hebben van 25 gll. erffelick, gekoft eertijts met 400 gll. swaer gelts, op huijs ende hoff ende erffenisse daeraen liggende tegen die hoffstadt tot Oosterwijck, waervan die huijsingh eertijts van die Geusen affgebrant is ende van Joseph mijnen neeve alwijlen opgetimmert is van deeser renten ende wil ick niett dat van denselven Josepho eenighe betalinghe vereijcht sal worden, soo langh als ick in den leeven geweest sall sijn, mer begeer wel datmen in die deijlingh van mijnen goederen nae mijn doot deese rent meede t’voorschijn sal brengen, om dat hij wel genoegh veronderpandt is ende datnen met derselver in alder billickheijt handelen sal, soo recht ende reeden wijsen sullen onder gebroeders ende gesusters te behoiren, dar hun het oversien van mijnen swarten manuael seer toehelpen sal – noch soo laet ick mijnen silveren vergulden kelck met mijn beste corporaell dess met den corporael [39] den iersten die van mijn broeders kinderen off kintskinderen werlijck priester sal worden tot welcken tijdt toe, ick het gebruijck vanden voors. kerlck laet der kercken van onsen beghijnhoff off der kercken van Oosterwijck soo mijn executoirs dat ordineeren sullen – noch laet ick Adolpho mijnen neeve, religieuse weesende in het Clooster der Baseldonck uijt mijner libreije off pert Krijsostomi oft Hieronimi soo hij die kiesen sall, tot een memorie van mij, noch wil ick datmen mijn beste kennis,
Persoon in schepenakte:
Arien Zegers  
Jannen Beijhardts  
Jan Beijharts  
Wouter Gommers  
Datering:
6.12.1659
Pagina:
35-40
Soort akte:
Testament
Plaats:
Luik / Tongeren / Oisterwijk / Diest / Berg / Meir / Leuven / Douwaij / Maastricht / [Zalt]bommel / Driel / 's-Hertogenbosch / Antwerpen / Biest op Haaghorst / Gestel voor Eindhoven / Netersel / Velp / Batenburg
Toegangsnummer:
220
Inventarisnummer:
38
Bron:
Beurzenstichtingen
 
 
 
 
 
Schepenakte
25a [VERVOLG AKTE] oock begeer ick datmen mijn jaergetijdt dat ick eertijdts tot Oosterwijck bij mijnen leeven den almliss aengekoft heb, jaerlijcx voirtaen houden sall op mijnen sterffdach, indien dat het mogelijck is – noch soo laet ick een stuck ackerlandts groot wesende dess lopensaet geleegen weesende achter het Thorenstraetken tot Oosterwijck ter plaetsen genoembt het Repelvelt met noch een stuck ackerlants groot weesende oock sess lopensen oft daeromtrent gheleegen in die Schijne [of Schijve] tot Oosterwijck met noch een stuck ackerlants van omtrent gelijcker groote, geleegen in die Hupperingh oock tot Oosterwijck ende dat tot een oprichtingh van eender borsen om daer eenen student tot Leven oft Douwaij meede te helpen onderhouden, die men bevinden sal van mijnen nesten bloede te weesen waer hij arm off rijck zijn ende die van haer meesters in poesije oft rhetorica bevonden sullen worden daertoe bequaem te wesen die oock van mijnen naesten bloede t’sij man oft vrouwe den Eerw: pastoir van Oosterwijck met de kerckmeesters, ende heijlighgheestmeester gepresenteert sall moeten worden die denselven dan nae drije sondaegs geboden in die borss sullen stellen, om die tot sijnder promotie toe incluijs te mogen ghebruijcken, in welcke promotie indien hij sijn eer betreft sal hebben ende daervan trouwe attestatie sal brengen, t’enemaell bequaem bevonden te weesen, om vorder in eenige collegie te sgtudeeren, sall die selve borse nae sijn promotie noch 3 jaren langh die mogen behouden, nae welcke jaren hij gehouden sall sijn eenen anderen van mijnen naesten bloede plaetse te maecken, wanter ijmant bevonden sal wordenende door attestatie van trouwe meesters als boven bequaem te weesen, om die te grbuijcken, indien oock datter onder mijn –
Links in de marge de volgende notitie:
misschien ’t Spevelvelt – Jan Simons en syn soon hebben miss: die in hueringe van den Drost van Boxtel leggende tenden Toornstraetje – misschien Schijve aen aen Blockshecken mede deselve
Vervolg:
lieden 1 lopense behoorde 6 vaten jaerlycx te gelden – in de Hupperingh is vercocht by die kinderen van Dominicus van Daelen als getrouwt de dochter van Jacob Beijharts
[37] bloedt van vader off moeder niemandt bequaem toe bevonden en sall worde, soo wil ick datmen dan eenen anderen student uijt die vrijheijt van Oosterwijck deese seelve borse gunnen sal, die d’armste ende bequaemste van haren meesters in poësie vel rethorica bevonden sall worden, om die terstondt tot Loven off Douwaij tot zijnder promotie toe incluijs te mogen gebruijcken ende niett langer, om dan wederom eenen anderen plaets te maecken; oock wil ick wanter iemandt t’sij van die vrembde oft oock van mijnen bloede, den tijdt van sijn studien geduijrende, insolent, weederspannigh oft anders bevonden worden als een lofbaerlijck student toebetaembt ende van sijn meesters voor alsulcke gehouden ofte ghescholden worden, datmen denselven dan die borse soo wel binnen s’jaers als teijnden s’jaers sal mogen neemen ende eenen anderen gheeven, sonder aensien van ijmants persoon ofte bekroon van iemanden; noch soo laet ick een rent van vijftigh gl. erffelijck die ick op mijnen broeder over sommige jaren gekoft heb, met noch een rent van twelff gl. thien st. oock erfflyck gekoft op die meijerie van t’Sertogenbosch tot oprichtingh van noch een gelijcke borse, die ick wil dat in allen manieren eenen anderen van mijnen naesten bloede, oft in gebreck vandien, soo in de voorgaende borse verhaelt is oock uijtgereijckt ende gegeeven sal worden, die in een lofbaerlijcke sgole t’sij ten Bosch, Luijck off Maestricht haren curs in poësie off rethorica loffbaerlijck volbrocht sullen hebben sonder eenigh bedrog, wille oock indien datter eenighe van des voorgenoembde renten gequeten worden, datmen die terstont in alder neerstigheijt ter selver natuijren wederom aenhangen ende beleggen sall, versoecke oock die kerckmeesters ofte muners (?) die heijlighgeestmeesters van Oosterwijck deese fundatie van deese twee borsen
Vervolg 2:
uijt deesen mijnen testament te willen laten copieren in perckement ende het selve extract onder haer brieven meede te willen laten bewaere, om eenen toevlught te mogen weesen van alle die gheen, die t’off van mijnen bloede, off van die vrijheijt eenigh tijdt van doen souden mogen hebben; noch soo laet ick den manhuijs van Oosterwijck vijftigh dobbel Spaensse ducaten, die ick mijnen broeder anno 1614 wederom gedaen heb onder obligatie, doen hij die weerden omtrent Bommel oft Driel verkreegh, dat hij mij dieselve terstont tot myne vermaen weederom soude doen hebben in specie off weerde daervoir, off mij op die verkreegen erve rent soude laten ver…. theegen den penninck sestien, soo ver als die penningen reijcken souden, alsmen in mijn swart manuael breeder vijnden [37r] zall, welck soo sij tot deeser tijdt toe noch niet gedaen heeft, soo laet ick deese voors. vijftigh stucken den manhuijs voors. begeerende datmen int selve manhuijs enen armen man inneemen sal, die die rent die van deese penningen koomen sal jaerlijcx tot behulp van sijnen onderhout ende arbeijt jaerlycx trecken sall, altijdt in sulcker vuegen als men in het voors. huijs gewoon is te onderhouden ende wil datmen tot deser proven eenen armen off bedaegden man neemen sal die anders luttel behulps off troosts heeft, voor allen uijt mijnen bloede, die ick begeer dat daerin voirdeel hebben sullen indien sij’t versoecken oft begeeren welcken man soo dick alsmen deese prove geeven sal van mijnen naesten bloede t’sij mannen oft vrouwen, sal moeten gepresenteert worden den Eerw: pastoir, kerckmrs. heijlichgeestmrs. der vrijheijt, die denselven alsdan in deese prove sullen stellen, om dieselve sijnen leeven lanck te gebruijcken, ten waer dat hij om eenige grove excessen, discordien oft moijelijckheijt weederom uijtgeset moste worden, om een anderen in sijn plaets te stellen, d’welcke ick der consciëntie der oversten beveel, met conditiën, want dit niet onderhouden en worden als ick t’begeer,
Persoon in schepenakte:
Dominicus van Daelen  
Jan Simons  
Jacob Beijharts  
Datering:
6.12.1659
Pagina:
35-40
Soort akte:
Testament
Plaats:
Luik / Tongeren / Oisterwijk / Diest / Berg / Meir / Leuven / Douwaij / Maastricht / [Zalt]bommel / Driel / 's-Hertogenbosch / Antwerpen / Biest op Haaghorst / Gestel voor Eindhoven / Netersel / Velp
Toegangsnummer:
220
Inventarisnummer:
38
Bron:
Beurzenstichtingen
 
 
 
 
 
Schepenakte
25 Inden naem ons Heeren Christi Jesu Amen
Ick Jan Frans Beijhardts priester overdenckende die broosheijt der menchelijcker natuijre, ende datter niet seeckerder en is, dan die doot ende niet onseeckerder dan die uijre der selver, willende daeromme van deeser werelt niet scheijden, sonder van mijnen goederen ( mij van onsen Heere Godt almachtigh op deeser werelt verleent) te disponeeren, hebben daeromme met mijnen voorbedachten rijper rade ende volkomen verstande ghemaeckt ende geordineert mijn testament ende uijtersten wille in vuegen ende manieren navolgende ende dat achtervolgende den oirloff mij vanden Eers: Bisschop van Luijck (onder den welcken ick eertijts alle mijn wijinge ghehaelt heb) in eenen beseegelden brieff daertoe verleent ende onderteijckent Blaemarts, alsmen onder mijn brieven vijnden sall, begerende dat het selve stadt grijpen sall ende sijn effect sorteeren het sij bij forme van testamente, codicille ofte anderen uijtersten wille, ghelijck een ijgelijcks goedt christen mensche testament behoirt ende mag stadt grijpen alle zijn alle solemniteijten, nae die geestelijcke rechten hier in mogelijck niet well onderhouden noch achtervolgt, weder roepende net den selven alle voirgaende testamenten, codicillen ende ander testamentelijcke dispositien, bij mij eenighsints voor datum van deesen ghemaeckt ende reserveerende mijn meerderen, minderen ende veranderen, soo dickwils ende meenigmalen mij dat naemaels goedtduncken ende believen zall, inden eersten soo beveele ick mijne ziele, soo wanneer die bijden wille Godts uijt mijnen lichaem scheijden zall Godt van heemelrijcke, Marie zijn gheb: [gebenedijde] moeder, Catharina onser patronesse, met allen heemelsche gheselschappe ende mijnen dooden lichaem der ghewijder erden verkiesende mijn sepulture hier Tongeren int Beghijnhoff in St. Catharijnen kercke ter plaetsen gheleegen tusschen den hogen altaer inden choor ende het Eerw. heijlige Sacraments huijs, rakens aen den altaer aen, latende voor mijn
Vervolg:
begraeffenis der selver kercke eenen Engelschen Roosnobell eens, oock begeer ick dat men mij nae mij[n]der conditie, een eerlijcke uijtvaert nae doen zall, nae die maniere, dienende in tijde van mijnen voirsaten plagh te ghebruijcken, sonde rijt achter te laten, soo wat den dienst Godts ende der eeren betaembt, t’sij inde misse te doen lesen die schijnd den beghijnkens uijt te reijcken, die dragers te lonen, noch wil ick dat men ten tojde van minder uijtvaerdt twelff wasschen keersen laten maken sall, elck van twee ponden, waervan datter ons kerck twee behouden sall, Onse Lieve Vrouwe een, St.Niclaes een, St.Jan een, St. Jacobs gasthuijs een, St.Agneet een, St.Urssell een [36] die Mindelbroeders een, tot Oisterwijck een, het clooster van der Ulenborgh een die beghijnenkerck tot Diest een, will oock datmen het geheel dertichsten door die geheel mis door, twee wassen bounten (?) daerenboven op mijn graff sall onderhouden ende datmen die lijckcass het gheheel dartighsten boven mijn graff sall laten staen – Ende dat den pastoir met ons drie heeren het gheheel dertighsten doir inder missen een collect sullen leesen ende nae de misse die commenadatie haer toe scheijdende, zoo wel als de plebaen met evenveel heeren gewoon sijn te hebben, den custer begeer ick oock datmen het gertighste voleijndt sijnde voor sijn singen ende commendatie geeven sall vyffthien st. ende den twee custerssen t’samen voir al haer moijten oock vijftien st. t’samen te deijlen; oock wil ick datmen mijn graff t’ijnden dier tijdt met eenen schoonen sercksteijn toe leggen sall, soo mijn executoirs dat geraeden sullen vijnden, in alder simpelheijt , voirt begeer ick datmen ten dage van nijn begraeffenis ende het ierst jaergetijt den huijsarmen elcke reijse twee mudden roggen om deelen sall in brooden, soo groot ende soo kleijn als mijn executoirs dat ordineeren sullen; oock begeer ick datmen terstondt nae mijn doot, tot Oosterwijck den armen oock een mud roggen omdeelen zall, soo mijn executoirs dat
Vervolg 2:
ordineeren sullen ende oock een mud roggen ierst jaergeteijt – noch begeer ick datmen op het begijnhoff tot Diest den beghijnkens met den celsusteren eens micken geeven sall, soo groot als sij uijt twelff vaten teruwen sullen mogen vallen, om voir mijn ziele te bidden, voorts soo laet ick der kercken van St.Lambrechts tot Luijck ende der kercken van Onser Lieve Vrouwen Tongeren elcken eenen ervesten [dubieus] eens voir all mijn onrechtveerdich goedt indien ick buijten mijnen weeten eenige heb, noch soo laet ick hondert bb. gulden eens, om terstont na mijn doot missen te doen leesen voir die sielen van alle die geen daer ick den tijdt dat ick priester geweest zij, d’almissen af ontfangen heb ende mij bij avontueren in die belaste missen versuijmt oft qualick gequeeten magh magh hebben, tot den Minderbroeders, Jesuiten oft Preeckers, die meede gehandt sullen weesen, willende datmen elcken voor elcke miss eenen ernesten (?) uijtreijcken sal; noch soo laet ick den beghijnhoff Tongeren veerthien bb: gl. erffelijck op Jan Damen tot Bergh, met noch een renth van anderhalven Rosenobel van Engelant gekoft op Jasperen sone van Hennen Broecks, met noch een renth van ander halven dobbel gouden rijael gekoft op Jannen Merois tot Meir, beijde erffelijck [36r] om jaerlijx mijn jaergeteijt daervoir te houden, in manieten naevolgende, te weeten datmen voir het ierst den pastoir uijt deeser sommen jaerlijx offeren sall in die misse twalff st. bb: ende den twee cappelanen ende den rectoir van St.Catharinen altaer elcken sess st., den custer met den twee custersschen, elcken drij st., die reste van deese rnethe sall die meester onder die beghijnkens in een dobbel scheijns om deijlen in schoon witte broot, met eender pannen rijss, op den wet dat in Hannes haer stemer om heeft laten deijlen, zoo ver als die renten reijcken zullen, sonder dese latingh immermeer achter te laten offs met eenige andere latingen te tappen, soo ick der meesteren dat betrouw;
Persoon in schepenakte:
Christi Amen  
Frans Beijhardts  
Heere Godt  
Jan Damen  
Jannen Merois  
Hennen Broecks  
Datering:
6.12.1659
Pagina:
35-40
Soort akte:
Testament
Plaats:
Luik / Tongeren / Oisterwijk / Diest / Berg / Meir / Leuven / Douwaij / Maastricht / [Zalt]bommel / Driel / 's-Hertogenbosch / Antwerpen / Biest op Haaghorst / Gestel voor Eindhoven / Netersel / Velp / Batenburg
Toegangsnummer:
220
Inventarisnummer:
38
Bron:
Beurzenstichtingen