PIETER SCHUYL schrijft op 23 maart dat niettegenstaande de gedane insinuatie aan die van HEESCH volgens resolutie van de Raad van 29.5.1637 'op de complotterijen tegen de verpachtingenvande geestelicke tienden genomen evenwel het effect van deselve resolutie daerop niet en is gevolcht, maer dat de voors. regeerders de sake soo verre beleijt hebben, dat niemant van heure ingesetenen heeft daerven bestaen de TIENDEN VAN HET SINT JANSCAPITTEL te pachten, soo datmen genootsaeckt geweest is deselve tienden uyt der hant te verpachten aen luyden binnen Den Bosch woonende ende dat onder de weerde, overmits de groote costen die de pachters mosten dragen met het tiendecooren van het velt binnen de stadt te brengen ende alsoo van andere dergelijcke tienden noch erger te verpachten staet, soo adviseert de voorn. Schuyl dat de reerders der dorpen daeronder des voors. capittels tienden gelegen sijn souden mogen geinsinueert worden bij aldien deur heure vordere complotterije des voors. capittels tienden gelegen zijn, soude mogen geinsinueert worden bij aldien deur heure vordere complotterije des voors. capittels tienden van heure ingesetenen niet wederom alst behoort en werden gepacht ende aengehaelt, dat de weerden vande tienden die in't velt mochten blijven leggen off andersints mochten comen te bederven metter daet op heure persoonen ende goederen sal worden verhaelt, waerop gelet zijnde is nae deliberatie verstaen dat de voorn. rentmr. Schuyl hem wel sal hebben te informeren vande rechte gelegentheijt der voor verhaelde complotterije, wie de personen sijn die hun meest ondervinden daerinne het lant ondienst te doen ende van alles particulierlick den raet te informeren om daernae voorts gedelibereert te worden".