J. van Wielik, fungerend drossard en scholtus van stad en lande van Ravenstein spand de bank in naam van het Bataafsche volk.
Op heden den vijfde februarij 1806 is ter vergadering gecompareert den persoon van Antonij van Driel, obtinent van vonnisse dezer Regtbank dato 2 januarij 1806 ter eenre contra Jan Cobus van Denken, gecondemneerde ter andere. Denwelke ter voldoening aan voorschreven vonnisse den daarbij vereijschten eed in hande van den president dezer Richtbank heeft afgelegt met de woorden: Zo waarlijk helpe mij God almagtig. Actum Uden dato als boven. Getekend: Johannes Scheij, president; op laste van de verdere; Benj. A. de Jong.