Notaris-, schepen- en andere akten

864 Margriet van Sliepenbeeck weduwe Marcelis Henrix uijt crachte van gewesen vonnisse de dato 03-06-1630 heeft gesonnen haar aangerichte brieff, insinuatie van inleijdinge gedaan 21-11-1628 op en teghens de uijtleijdinge daertegens gedaan den 02-12-1628 bij Herman Vervoort als getrouwt hebbende de altste dochter van wijlen Mercelis Henrix van hemselven, Herman Beumen als momboir met Arnt Loeffs als gevoghde van de onmundige kinderen van de voorschreven Mercelis Henrix verwekt bij Lijsken Loijen van Sijborch. Schepenen Sijbert Gorissen en Gerit Daems.

849 Den 26-02-1630 heeft Adriaen Janssen Cuijper uijt crachte van gewesen vonnisse doen peijnden Henrixken de Best, welcke peijndingen Wouter de Best vanwegen zijn moeder heeft aengenomen en belooft het nijewe werck vant pothuijs aff te breken, naer inhoud van de aensprake. Schepenen Sijbert Gorissen en Willem Nijkerke. Ut supra.

845 Theunis Thomas Wittingh uit crachte van gewesen vonnisse van eerste instantie de dato 11 october 1629 heeft hem , den 20 -10-1629 door den gesubstitueerde richter en voor ons schepenen doen richten en peijnden aan Jochem van Elderom als borg van zijnen broeder Emmerick van Elderom voor de somme van 61 gulden 6 stuiver 10 deniers als wesende de eerste termijn van seker vercocht landt, metten intrest van de gehele somme der cooppenningen bedragend 60 guldens ter goeder rekening en tzamen metten voorschreven eerste termijn 121 gulden 6 stuiver bijden volgende de conclusie der aensprake. Waartegens voorschreven Emmerick van Elderum en zijn broeder Jochum van Elderum in de qualiteijt voor verhaelt, hem geopposseert heeft en in volgende ter tweede instantie aan recht gecomen zijnde hebben schepenen der stadt Grave bij haren vonnisse ter tweede instantie van dato 11 -02-1630 voor recht gewesen, te persisteren van hare voorschreven vonnisse vande eerste instantie voorschreven, voorts in communi forma. gesubstitueert richter en schepenen Sijbert Gorissen en Willem Nijkerke.

844 Geraert Janssen de Wit heeft uijt crachte van contumatie hem doen richten en peijnden aan Jan de Swart als borghe voor de heer van Berchem en dat voor de som van 324 guldens 15 stuijver hercomende van gehaelde waren en noch voor de somme van 250 guldens metten intrest sedert het jaar 1606 incluijs volgende de obligatie en dat in conformiteijt de aensprake in recht ingedaen. Gesubstitueert richter. Schepenen Johan Heijmans en Elias Vorsterman.