Notaris-, schepen- en andere akten

233 Maria Lamberts Claessen, geassisteerd met haar wettige man Arnoldus Bevers, haar gekoren momber bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Jenneke Jans Gijsen 2 guldens en 10 stuivers jaarlijks, voor het eerst over een jaar, uit huis en hof, groot omtrent een morgen onder Lithoijen, e.z. Jan Dirickx, a.z. Ermert Abels, e.e. de Maasdijk, a.e. Ermert Abels met meer anderen. Ze mag deze schuld aan voornoemde Jenneke Jans Geijsen geheel aflossen door een eenmalige betaling van 50 gulden plus de verschuldigde rente.

227 Agnes Steuckers, geassisteerd met Henrick van Hooren, haar gekoren momber heeft geloofd te schieten aan de advocaat Lucas Beijdijckx een kapitaal van 200 carolusgulden plus 106 gulden verlopen interest en aan Ludolphus van Linden 194 carolusgulden.

225 Cathleijn Collaerdts weduwe Jan Hermans, geassisteerd met Herman Gremmen, haar zoon en gekoren momber bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan de zusters Agnes en Maria Steuckers bedrag van 15 guldens en 13 stuivers jaarlijks voor het eerst te betalen heden over een jaar, uit hof bij de Megense Meulenhoff, e.z. de Stadtsghraefft, a.z. de gemene straat, e.e. de voornoemde Meulenhoff, a.e. de gemene straat. Deze schuld mag afgelost worden door eenmalige betaling van 313 gulden plus verschenen rente. Op 22-4-1749 verklaarde Godefridus van Linden als volmachtiger van Agnes en Maria Steuckers dat deze schuld geheel afgelost is.

224 Anna Jacops van Erp, geestelijke dochter bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Maria Catharina van Vechel, geestelijk moeder van de paters Minderbroeders binnen stad Megen 12 gulden jaarlijks, voor het eerst op 10-4-1708, uit huis en hof binnen stad Megen aan de Maaspoort, e.z. Christiaen Boellaerdts, a.z. Adriaen Spierinckx, e.e. de gemene straat, a.e. de Heuvelgraeff; item derde deel van 3 ½ hont hooiland achter de Megense Duijnen, e.z. Jan en Maria Cromans, a.z. Geert Adriaens Spierincx, e.e. de Maas, a.e. de zomerdijk. Tot meer zekerheid stellen Jan Jacops van Erp, Reijnier Dircx Stockum en Michiel Gerits van Loesbroeck, broeders en zwagers van voornoemde Anna, zich borg ter grootte van hun portie in voornoemde huis en hof en voorts met al hun goederen, hebbend en verkrijgend. Deze schuld mag afgelost worden door eenmalige betaling van 300 gulden plus verschenen rente. Op 11-11-1709 verklaarde Maria Catharina van Vechel dat deze schuld geheel is afgelost,