door Adriaan van de Ven, Wilhelmus van de Ven, Hendricus van de Ven, Antonius van de Ven, Matthias Arnoldus van de Ven, en Martinus Cornelis van de Ven, alle zes kinderen van wijlen Peter van de Ven, wonende allen te Helvoirt, aan het Gemeentebestuur van Helvoirt, ten behoeven van derzelver Gemeente, vertegenwoordigd door den Heer Johannes van den Hurck, Burgemeester der gezegde Gemeente Helvoirt, wonende aldaar, en voor de gezegde Gemeente accepteerende, van omtrent zestien roeden Bouwland, zijnde het noordelijk gedeelte van een perceel Bouwland, groot voor het geheel twintig roeden en tachtig ellen, gelegen te Helvoirt, aan de Achterstraat ter plaatse genaamd het Dorp, kadastraal bekend, Sectie D, nommer 885, voor de somme van Æ’ 400:00.
door den Heer Jan Otto van Dugteren, wonende te Vught, in hoedanigheid van gemagtigde van Mejufvrouw Letta Dorothea van Diemen, huisvrouw van den Heer Martinus Bulleman, beiden wonende te Leijden, volgens Procuratie, aan den Heer Philippus Wijnandus Mastenbroek, wonende te Helvoirt, van Een perceel Bouwland, weiland en heide, genaamd het Rouw:veld, groot te zamen een Bunder, vijf roeden en vijftig ellen, gelegen te Vught, ter plaatse genaamd de Oorbroeken, Kadastraal bekend, Sectie E, nommers 503, 504, 505, en 502. - voor de somme van Æ’ 580,00
hout. Jacob Hendrik Mastenbroek en Martinus van de Ven te Helvoirt
hout. Nicolaas en Antonie Verhoeven en Francis van de Zande te Helvoirt, kontant f 135,75