Notaris-, schepen- en andere akten

57 Huwelijkscontract tussen Lambert van Mil weduwnaar van Geertruij Jansen, geassisteerd met Gradus Jansen en Jan van Mil, momboiren over zijn 6 minderjarige kinderen, met name Martinus, Maria, Jan, Gerardus, Catharina en Willem, en Johanna Kilsdonk weduwe van Johannes Toonen, geassisteerd met Martinus Toonen, momboir over haar 3 kinderen, met name Allegonda, Antoon en Johannes. Er is sprake van gemeenschap van goederen. De 6 voorkinderen van de bruidegom krijgen 6 gulden als moederlijk bewijs bij meerderjarigheid of huwelijk. Bij vooroverlijden van een van hen gaat het bewijs naar de volle broeders of zusters. De 3 voorkinderen van de bruid krijgen 6 gulden als vaderlijk bewijs bij meerderjarigheid of huwelijk. Bij vooroverlijden van een van hen gaat het bewijs naar de volle broeders of zuster. Kinderen uit dit huwelijk worden gelijkgesteld aan de voorkinderen, na aftrek van voornoemde bewijzen. Indien er geen kinderen worden geboren krijgt langstlevende de nalatenschap van eerst overledene in tocht na aftrek van voornoemd bewijs.

46 Huwelijkscontract tussen Reinier de Best, meerderj. Jm. en Hermina van Bekkum weduwe van Egbertus de Best, geassisteerd met Geurt de Best en Hendrik van Bekkum, ooms en momboiren van haar 3 kinderen, met name Johanna, Hermina en Hendrikus. Er is sprake van gemeenschap van goederen. De voorkinderen zullen uit de gemeenschappelijke boedel worden opgevoed en krijgen als vaderlijk bewijs bij volwassenheid of huwelijk ieder 8 gulden. Bij vooroverlijden van een van hen gaat vaderlijk bewijs naar de andere volle broer of zuster. Kinderen uit dit huwelijk worden gelijkgesteld aan de voorkinderen na aftrek van voornoemd bewijs. Bij vooroverlijden van bruid of bruidegom behoud langslevende de tocht over de nalatenschap. Als er geen kinderen in dit huwelijk worden geboren en bij vooroverlijden van de bruid, zal de bruidegom 1/3 deel van de goederen krijgen, zonder recht van tocht over het andere 2/3 deel. Bij vooroverlijden van de bruidegom gaat de gehele nalatenschap naar de bruid en haar kinderen.

36 Huwelijkscontract tussen Jacobus Jansen weduwnaar van Catharina Arts, geassisteerd met Johannes Jurriens en Johannes Peskens, momboiren over de 2 kinderen, met name Lambertus en Hendrikus, en Sebilla Reijnders, jd., geassisteerd met haar momboir Jan Jansen Mulder. Er is sprake van gemeenschap van goederen. De 2 voorkinderen krijgen als moederlijk bewijs bij huwelijk of mondigheid 12 gulden en 10 stuivers. Als er in dit huwelijk kinderen worden geboren, krijgt langstlevende de tocht van de gehele boedel, met aftrek van voorn. bewijs. Na overlijden van langstlevende en als er in dit huwelijk kinderen worden geboren, krijgen de nakinderen na aftrek van voorn. bewijs de helft van de nalatenschap en voor de andere helft zullen zij met de voorkinderen delen als kinderen van een bedde. Als er geen kinderen in dit huwelijk worden geboren en bij vooroverlijden van de bruidegom, krijgt de bruid de helft van de gehele boedel en een kindsdeel in de andere helft, na voldoening van moederlijk bewijs. Als er geen kinderen in dit huwelijk worden geboren en bij vooroverlijden van de bruid, zal eerst het moederlijk bewijs worden uitbetaald, verder gaat de boedel voor de ene helft naar bruidegom en voor de andere helft naar de erfgenamen van de bruid, zonder tocht of vruchtgebruik.

35 Huwelijkscontract tussen Jan van Mil en Anthonet Raafs weduwe van Peeter Vaaks, geassisteerd met Gerardus Euijen en Arnoldus H. Ardts, momboiren over haar 2 kinderen, met name Johanna en Anna Maria. Er is sprake van gemeenschap van goederen. De 2 voorkinderen krijgen als vaderlijk bewijs bij huwelijk of mondigheid elk een somma van f 25,--. Bij vooroverlijden van een van hen, gaat dit bedrag naar de zuster. Kinderen uit dit huwelijk worden gelijk gesteld aan de voorkinderen, met aftrek van het voorn. vaderlijk bewijs. In dit geval krijgt langstlevende bij vooroverlijden van bruid of bruidegom algehele tocht. Als er geen kinderen uit dit huwelijk worden geboren en bij vooroverlijden van de bruid, krijgt de bruidegom 1/3 deel van de algehele boedel en verder datgene wat hij zelf heeft ingebracht en waarvan aantekening zal worden gemaakt. Hij krijgt geen recht van tocht over de andere 2/3. Bij vooroverlijden van de bruidegom in dit geval zullen zijn erfgenamen recht hebben op het door hem aangebrachte deel der boedel, dat beschreven is, en bovendien 1/3 deel van de algehele boedel, zonder recht van tocht van de bruid.