* Henrick Dirick Thonissen, 'henne schoonvader', krijgt volgens de costuimen van de stad en meijerij van Shertogenbosche alle 'gereede als erffelycke geconquesterde goederen als anderen huysraet tegenwoordich synde, als landeryen als andere meubelen, niet vuytgesondert, behoudelyck gereservert twee de beste coije ten profyte des (voorschreven) kynderen'
* Henrick zal betalen de schulden die op het 'sterffhuyse hender moeder wesende', en mag het goed een jaar lang gebruiken
* Henrick doet ten behoeve van de voorkinderen afstand van het geld dat hij tijdens zijn huwelijk had 'vuytgeleeght der voorschreven voorkynderen goederen tselve dyen aengaende'
* Henrick sal geven aan Jenneken dochter van Jan Ariens 'tot een vuytsetsel' 50 gulden, een mud rogge, veghelse maat, met 'twee nieu sacken, een goede coije ende mael, een bedde met sijn toebehoordt, eenen moespot ende een ketell, een sijde specx'
Getuigen: Gerit Handrix en Daniel Jan Thonis
* de broers Jan en Peter en Meijs Jan Artsen en Anneken dochter van Peeter Peeters den Ouden krijgen voor hun rechten van de voorschreven voogden 80 gulden
* bovengenoemde erfgenamen van Luytken docher van Peter Peter Lamberts, weduwe van Jan Dirick Daems doen daarmee afstand van hun rechten op genoemde goederen te behoeve van voorschreven minderjarige dochter van Lambert Petersen
Getuigen: Gerart Gerarts en Peter Claessen, schepenen
Getuigen: Geryt Antonis Stoven, Gerardt van Brueghel, Matijs Peters en Michgiel Donckers, schepenen
* 'Het hecken hangende aen de gemyne straet wesende de vuytwaerts als inwaerts hender beyden huysingen die selve voorts tsamentelyck ende elck int besonder te mogen gebruijcken met varen, dryven als andersints,
* ende noch daerenboven den voorschreven Breugel ende Gysbert alnoch een hecken sullen hangen, altyt ten versoeke d'een des anders op den hoeck van de schuer des voorschreven Geryt van Breugel tusschen hen beyder erve ende dat tsamentelyck te onderhouden,
* mits dat van erve der gemyne straet te langs neffen den huysse gelegen beneffen de invaerte voornoemt, welcke huysinge competerende den voorschreven Breugel, alnoch buytten de meure des selfs huijs sal hebben ende behouden anderhalven maet voet voor erff voor eussen druptt als andersints langst den voorschreven gemetselde huyse, ende alsoo teynen des selfs huyse voorts linen recht op de pael bij partijen gestelt op eijnde hender erve, streckende op erve Dirick van der Hagen en Gielis Roeloffs van Liessel, onder welcken pael geleeght sijnde tot langxdurige memorie enen harden kaije, waer mede hennen erve is affgescheyden, ende alsoo van de gemeynte straet als voor staet genomineert op den bescheydtt pael naer vuijtwysen van dyen sonder eenige dispuyte aen elcx syde des selfs pael sal hebben ende behouden voor erve,
* ende oft Gysbert voorschreven ten toecomende tyde te rade wordden om een hegge te leggen, sal den selven wech breet laten tien mate voeten,
* nochtans den voorschreven Gysbert competerende d' erffrecht des selfs wech ende het gras van dijen daer op mochte wassen sal wesen tot profyt van Gysberden voorschreven, oftwel des selfs erffgenamen, overmits den wech gecomen van des meergenoempde Gysbert erve ende gelegen binnen syn paelstede,
* behoudelyck dat Geryt van Breugel voor dese cerviteyt van wegen eens sal gehouden wesen te betalen van een ende dertich gulden'.
Gepasseerd ten overstaan van Jan Gerytsen, man van Anthonisken, 'soo veele hem soude connen belangen'.
Getuigen: Gerart Geerarts, Peter Claessen en Willen Jansen, schepenen
Bijschrift: Gijsbert Peters verklaart op 12-05-1657 betaald te zijn door Geraert van Breugel. Getuigen: Johan van Heessel en Peeter Janssen