Notaris-, schepen- en andere akten

327 De erfgenamen van wijlen Jan Opsteegh (zie akte 326) hebben de helft van de nalatenschap plus alle lasten van de boedel toegewezen aan de Weduwe Jan Opsteegh. Ofschoon de laatste ook nog aanspraak kan maken op de legale portie van haar overleden zoon Gijsbert Opsteegh in de andere helft van de boedel ziet zij daar van af uit liefde voor haar kinderen. De tweede helft wordt verdeeld in 4 loten: 1e lot: een weiland genaamd de Cruijswiel en de helft van de Prenk, zijnde bouwland. Het komt terecht bij Anna Mechtildis Opsteegh. 2e lot: een stuk bouwland genaamd het Hegvelt. Het valt toe aan de onmondige kinderen van Bastiaen Opsteegh. 3e lot: een stuk land genaamd de Muijl, een stuk land genaamd de Logt en de andere helft van de Prenk. Het komt toe aan Leonard van Duren en zijn vrouw Catharina Opsteegh. 4e lot: een stuk land genaamd de groote Prenk. Gaat naar Hendricus Gervers en zijn vrouw Christina Opsteegh. Geprotocolleerd: 04.12.1776.

326 Wilhelmina Jansse, de weduwe van Jan Opsteegh, geassisteerd door schepen Caspar Gerits als haar gekozen momboor, langstlevende en boedelhoudster van de onverdeelde boedel, enerzijds en de kinderen uit haar huwelijk met Jan Opsteegh m.n. Catharina Opsteegh, geassisteerd door haar man, de advocaat L. van Duren; Christina Opsteegh, geassisteerd door haar man Hendricus Gervers; Adriaen Opsteegh en Jan Gijsbers als bloedmomboors van de minderjarige dochter Anna Mechtildis Opsteegh, alsmede van de twee onmondige kinderen van wijlen Bast. Opsteegh verwekt in zijn huwelijk met Mechlina Jansse (de laatste ook nog geassisteerd door haar stiefvader Jan Sijmons) anderzijds verdelen de nalatenschap als volgt: 1e helft: huis, schuur, hof, plus alles wat zich in het huis bevindt; een stuk uiterwaard genaamd den Hol. camp in de Graeffse weijd; een perceel in de Neerwijt onder Velp genaamd het Meege camke; een weiland genaamd den Mortel; het huis genaamd het Bolleken Huijs met het land den Geuts genaamd, naast den Hoff aan de Geuts. Er zijn nog te vorderen bedragen van Hendricus Gervers en de Weduwe Bast. Opsteegh, nu gehuwd met Jan Sijmons. Deze helft is daarentegen nog belast met: - een op het Bolleken Huijs rustende jaarlijkse erfpacht aan de Caplanie van Velp; - obligatieschulden aan H. Ragaij te Grave, de Latijnse school te Ravenstein, dokter De la Geneste en Theodorus Opsteegh. Dit gedeelte wordt met instemming van allen toegewezen aan de Weduwe Jan Opsteeg. Zij verklaart daarentegen alle schulden voor haar rekening te nemen. 2e helft: omvat de overige bezittingen. Voor de samenstelling: zie akte 327. Geprotocolleerd: 04.12.1776.

182 Der erfgenamen van Peter Janssen en Gertruijd Zibers, in leven echtgenoten, bestaande uit hun twee kinderen Jan Sibert Peters en Joanna Peters (geassisteerd door haar man Hendric Broeren) en hun kleindochter Maria Judit Jansse (geassisteerd door haar bloedmomboors Aert Jacobs van den Heuvel uit Boekel en Claes Sibers uit Velp) verdelen de nalatenschap als volgt: - eerste lot: de halve Varrecamp (bouwland) onder Velp plus 150 gulden gaan naar Jan Sibert; - tweede lot: het land gelegen in het Neerveld onder Velp, destijds gekocht van Jan van Duere die het als moeders versterf had geërfd, valt ten deel aan Joanna; - derde lot: een stuk uiterwaard gelegen in Nederasselt plus 150 gulden blijven over voor Maria Judit. Erfdrost Johan de Lauwre fiatteert het akkoord op 7 okt. 1763. Geprotocolleerd: 20.10.1763.

102 Jan Bastiaens Opsteegh en zijn vrouw Wilhelmina Jansse; Bastiaen Voss en zijn vrouw Gertruijd Opsteeg; Adriaen Opsteeg en zijn vrouw Erke van Haarn; Theodorus Opsteeg; Gijsbert Gossens als vader en momboor van zijn drie onmondige kinderen verwekt bij wijlen Catharina Opsteegh; en ten slotte Theodorus Hubers als vader en momboor van zijn zoontje Theodor verwekt bij wijlen Joanna Catharina Opsteeg; allen erfgenamen van hun overleden ouders Bastiaen Opsteeg en Catharina van Bommel, verklaren tot overeenstemming gekomen te zijn over de verdeling van de erfenis. Jan Bastiaens Opsteegh en zijn vrouw Willemijn krijgen de gehele nalatenschap bestaande uit een huis met hof en aangelegen bouwland genaamd de Prenck, een weiland aan de Cruijswiel en een weiland aan de Martel. Verder een stuk uiterwaard in den Hollandsen Camp onder de Graaffse Weid gelegen en een perceel genaamd Doctors Land. In ruil daarvoor betalen zij aan elk van de andere erfgenamen 336 gulden en nemen zij alle boedelschulden op zich. Met instemming van de erfdrost, gedateerd 14.04.1756. Geprotocolleerd: 15.05.1756.