Notaris-, schepen- en andere akten

7 Pro justitia. Op heden den 22en october 1808 hebben wij Martinus van den Hoogen en Mathias van Asten, scheepenen van Herpen, Lande van Ravenstein, ter instantie en requisitie van den fungeerende balljuw en scholtus van stad en lande van Ravenstein ons begeven ten huijzen van Nicolaas van der Renne tot Overlangel, en aldaar bevonden dat er in den nagt tussen den 20 en 21 october dezes jaars volgens opgave van de huijsvrouw van voornoemde N. van der Renne, een gat onder de deur van den koestal was gegraaven, waardoor waarschijnlijk iemand doorgekroopen is, en vervolgens de deur van voornoemde koestal heeft opengemaakt, het welk de vrouw voornoemt des morgens alzo bevonden heeft, en na alles doorgezogt te hebben mede heeft bevonden, dat er een kooperen ketel ter grootte van negen emmers was van de schuurdeel weggehaald, en volgens zeggen van de vrouw wel dartig guldens waardig was. Aldus geinspecteerd op dato als boven door d’ondergeteekende scheepenen. M. van den Hoogen, schepen; Mathias van Asten, scheepen; J.M. Bodenstaff, gezworen klerk.

9 Leonardus van Duuren oud landschrijver van de stad Ravenstein in het jaar 1790 aan mijn vier dochters met name Anna Catharina van Duuren thans gehuwd met de heer van Swedler, Maria Elisabeth van Duuren en Jacoba Johanna van Duuren thans gehuwd met Hendricus van Bennekum en Johanna Christina van Duuren, allen in echte verwekt bij mijn laatst overleden vrouw Johanna Clara Hack voor moeders versterf en dus in voldoening der erfenis en nalatenschap door overledene van voornoemde vrouw op deze vier dochters gedevolveerd een som van veertienduizend gulden. En op deze som aan mijn vier dochters betaald hebbend een som van zesduizend gulden, is daarna door mij uitgekocht mijn dochter Jacoba Johanna van Duuren gehuwd met Hendricus van Bennekum waarop ik door mijn overige drie dochters ben aangemaand tot voldoening van het haar aankomend resterend deel in haar moeders versterf. Hij verklaart te machtigen advocaat van Kooten en de heer van Swedler om in mijn naam te verkopen een uiterwaard groot ongeveer een morgen in de koekamp en een halve dito genaamd de Klijne Worp onder Neerloon en speciaal te verhijpotequeren een hoef genaamd de Wildernis in de Reek met een kamp weiland groot vier morgen eveneeens in de Reek.

163 Wij Arnoldus van Berkel en Hendrik Swaens schepenen van Herpen verklaren, dat verschenen zijn R. van Biese en Maria Braninge echtelieden en te kennen geven, dat hun zoon Arnoldus van Berkel, thans theologant nu zo ver is gekomen in zijn studie, om de heilige olie te kunnen ontvangen. Echtelieden voldoen ten behoeve van hun zoon erfgoederen, gelegen onder te Herpen, Huisseling. Eerstelijk: 2 mergen land gelegen onder Huisseling ter ene zijde neffens erve van Kerkcopel, ter andere neffens Vosse Camp. 2e Perceel: twee weikampen op het Haevelt onder Herpen, ter eenre neffens erve van hoogedelgestr. van Duren ter andere neffens erve Jan Doris Cocke. 3e Perceel: Een kamp weiland het Crooslant gelegen onder Herpen ter eenre neffens erve van landschrijver van Duren, ter andere neffens Gijsbertus van Uden. 4e Perceel: 7 hond bouwland gelegen op eind van de erve van Hendrik Swaens, hof en d’andere zijde de Brugstraet aan voorschreven vader en moeder van de theologant toebehorend en aan theologant, in volle eigendom getransporteerd. Tot securiteit zijn gecompareerd Peter van Berkel en N.Lorskens, beide inwoners van Herpen hebben zich gesteld als borgen.

149 Wij P.J. van der Lisse rigter en dijkgraaf der stad en land van Ravenstein alsook president in gezamenlijke schepenen der Maaskant bij deze ter requisitie van Jan Princen en zijn vrouw Maria Fransse inwoners alhier, dat dezelve geen vaste goederen hier te lande bezitten en onvermogend om proceskosten te kunnen betalen, dat zij hier te lande procedures zouden moeten beginnen, geen zwarigheid zouden gemaakt worden om hun pro deo te doen bedingen. Zo als ook uit hoofde van gelijk onvermogen aan de broer van voornoemde Jan Princen in het jaar 1782.