Notaris-, schepen- en andere akten

357 De veste van den Mollenberg vulgo het Startje infra onder den Reek folio 106 geprothocolleert wort alhier gerepeteert en gehouden voor geregistreert en is geschiet door Philip Gool en Hendrin van den Brouk op den heer scholtus van der Gheest. Geprotocolleerd op 11-06-1743.

356 Juffrouw Catharina Margaretha van den Bergh, weduwe Hendrick Vlasvatt vest, via haar gemachtigde, procureur Friderick Huijbert Engelen, (notariele procuratie te Haarlem op 09-04-1743 voor notaris Casparus Noppen gepasseerd), aan borgemeester Willem Torsinck en Sophia Charlotta Biet, een huisje staande aan de Elft te Velp, naast kinderen Peter van de Locht. Zo als zij het heeft verkregen van weduwe Bloemarts en haar zoon Nicolaas Bloemarts. Geprotocolleerd op 05-05-1743.

342 Catharina Margaretha van den Bergh, weduwe Hendrik Vlasvat, vest via haar gemachtigde Willem Torsinck, (machtiging te Grave 28-11-1738), aan de provisoren van Sinte Catharina gasthuijs te Grave, zekere huijsinge en erve, naast een moeshofje, staande en gelegen aan de Elft, naast Anthonij Braningen en weduwe Wilm van de Loghte gevel, achter het bouwland van genoemde weduwe. De provisoren mogen timmeren in de gevel van genoemde weduwe. Geprotocolleerd op 18-11-1739.

331 Jan van Tiel en Sophia Coebergh; Jan Ludowigh Sterr en Judith Francoise Coebergh; Jan Versluijs als momber van de minderjarige Hendrick Joannes en Johan Michiel Coebergh, aangesteld door de weesmeesters van Grave; vesten aan Hubert Maximiliaen Coebergh, tijdelijke deken van onze Lieve Vrouwe Broederschap te Grave en zijn opvolgers; een bouwhof, genaamd den Valckhof, met het huis, schuur en verder getimmer daarop staande, gelegen te Velp, groot 8 morgen, een zijde den Craanhof, andere zijde de Heij, een eind den Steegsen Hof, andere eind Wilm Lamers. Verder nog den langen Mergen, groot circa 4 morgen, een eind de smaele Wetteringh, andere eind de breede Wetteringh, een zijde erfgenamen Lindert van Dijck, andere zijde Jan Braningen en meer erven. De koper betaalt met de kwijting van een kapitaal van 405 gulden met de rente en een kapitaal van 1160 gulden met de rente, samen 1913 gulden. Verder is afgekocht een malder rogge en 2 schepels rogge en anderhalf vat rogge , die transportanten schuldig waren aan de genoemde Broederschap. Daarmee komt de koopsom op 2100 gulden. Tot slot wordt nog 100 gulden uitbetaald. Geprotocolleerd op 05-05-1737.