Notaris-, schepen- en andere akten

70 Antonij van der Burgt, Peeter Buets en Johannes Roelofs ter requisitie van Maria Reijnders van Venrooij. De eerste verklaart omtrent 31 of 32 jaar oud te zijn, de tweede omtrent 33 jaar en de derde omtrent 21 jaar en dat zij alle drie in Heesch woonachtig zijn. Zij verklaren verder dat zij op 9 februari 1757 aanwezig waren in het woonhuis van Maria Ploegmakers weduwe van Jan Vos, wonende te Heesch naast de kerk. De eerst en de derde verklaren Maria Reijnders van Venrooij niet gezien te hebben voor het woonhuis van Maria Ploegmakers, de tweede misschien met een schiemer. De eerste en tweede verklaren gehoord te hebben dat er naar Francis Ploegmakers gevraagd is, ze weten niet door wie; de derde weet het niet meer. Op de vraag of ze nog wisten of Maria Ploegmakers de requirante niet wilde binnen laten, verklaarden de eerste en derde het gevraagde niet meer te weten. De tweede verklaart gehoord te hebben dat Maria Ploegmakers zei: sla die fotskont de deur af, daar is ze weer. Alle drie verklaren zij dat zij gehoord hebben dat Maria Ploegmakers iemand uitschold voor een canalje, voor een teef en een hoer; zij wisten niet wie die iemand was.

69 Lambertus van Nieuwnhuijsen, secretaris verklaart te cederen als houder van de verkochte goederen van het erfhuis van Wouter van Gogh en als invorderaar van de kooppenningen, aan Mathijs Peeter Claasen uit Oss en aan Nicolaas van Oort, wonende alhier en ten laste van Laurens Perquin uit Oss wegens inkoop van een koe en een mijt mutsaart de som van 48 guldens, acht stuivers en acht penningen.

58 Bartolomeus Hoorn gehuwd met Elisabet Vlaskamp verklaart te machtigen Cornelis Vlaskamp, zijn zwager, wonende te Kevelaer in het Land van Kessel om uit zijn naam samen met de andere erfgenamen van Catarina Giesen, overleden in Aken te eisen en te ontvangen schulden aan Catarina Giesen en onwillige debiteuren d.m.v. recht tot betaling te dwingen.

55 Jan Jansen Langens, omtrent 65 jaar en zijn vrouw Maria Peters de Leeuw ,omtrent 63 jaar wonende te Heesch aan de Wijst verklaren ter requisitie van Jochem Jansen van Vugt, dat Rut Jansen van Vugt uit Oss op 17 april 1756 samen met Maria de Leeuw tussen 8 en 9 uur ’s avonds naar het huis ging van Jan Bastiaens van den Berg aan de Weijst waar ook Jan Langens was. Rut van Vugt moest daar verscheidene jonge varkens snijden. Daarna zijn ze teruggegaan naar het huis van Jan Langens waar Rut van Vugt tot 12 uur ’s avonds is blijven praten, waarna hij in het hooi is gaan slapen. Hij lag daar nog de volgende morgen bij zonsopgang. Nadat ze hem geroepen hadden, is hij in het huis verschenen en ze hebben hem toen nog gezien.