Notaris-, schepen- en andere akten

29 Hendrik Strik circa 47 jaar; Antonij Joosten Custers circa 35 jaar en Jan Jansen Buets circa 40 jaar ter requisitie van Antonij Ploegmakers. Hendrik Strik verklaart dat hij op 30 maart 1754 ter hoogte van zijn huis Antonij Ploegmakers gezien heeft samen met ene Ansem uit Boekel en dat hij gehoord heeft dat Antonij Ploegmakers nog zeven gulden tegoed had van Ansem, waarop Ansem antwoordde dat Antonij loog en dat hij hem geen duit schuldig was; waarop Antonij antwoordde: ik zal u laten arresteren, waarop ze samen de weg naar Oss zijn ingegaan. Antonij Joosten Custers verklaart dat hij op 30 maart 1754 Antonij Ploegmakers en een zekere Ansem uit Boekel bij het huis van Hendrik Strik gezien heeft en dat hij gehoord heeft dat Antonij Ploegmakers zei tegen Ansem: gij zult mij nu niet ontgaan of gij zult mij geld geven. Waarop Ansem antwoordde: ik heb het niet en zal kijken of ik geld kan krijgen. Daarop zijn beiden de weg naar Oss ingegaan. Jan Janse Buets verklaarde in de kerstdagen van 1751 in de herberg van Jan van der Kant in Boekel was, waar ook Ansem aanwezig was. Die zij dat Tonij (Antonij Ploegmakers) nog niet geweest was. Jan Janse Buets vroeg daarom aan Ansem of hij het land van Tonij zou houden, waarop Ansem antwoordde: ik heb het en ik hou het.

26 Jeronimus Maximilianus van der Burgt, medicijne doctor en Willem Theodorus Schenk meester chirurgijn wonende te Oss hebben het dode lichaam van Deelis Verbruggen gevisiteerd. Zij verklaren enige contusie boven het linkeroog bij de slaap gevonden te hebben.

23 In opdracht van de schepenen heeft Pieter Jan Vos met een ijkkan 2 tonnen nagemeten bij Christiaen Godschalk bierbrouwer. De tonnen waren gemerkt met het jaartal 53 door de ijkmeester van de Meijerij. Een ton is 98 kannen groot, de andere 114 kannen.

9 Alegonda van Houtum weduwe van Hendrik van Mensel, wonende in Geffen verklaart dat ter requisitie van Maria van Druenen vrouw van Jan van den Boom, zij op 28 april 1752 is geweest in het huis van Johannes van Roothuijsen, welke ’s avonds in beschonken toestand was, van de stoel viel en door zijn zuster Maria van Roothuijsen weer overeind geholpen werd. Dirk van Mensel verklaart dat hij op 28 april 1752 ’s avonds in het huis van Johannes Roothuijsen was en gezien heeft dat van Roothuijsen heel beschonken was.