Notaris-, schepen- en andere akten

7 Request van Gerard Croon drossaard van Nuland in het kwartier Maasland n.a.v. fraude rond de plakkaten van het klein zegel uit o.a. 1665 en 1695 en overtredingen tegen het pootreglement van 1696

67 Request van Johanna Maria Tromp weduwe van wijlen Cornelis Gans in zijn leven Heer van Nuland m.b.t. de huur en de vrijstelling van verponding van ‘seeckere groote huysingen waar van geapproxireert zijn ruyterstallinge ende corps de guarde genaamt het Minnenbroers magasijn binnen de stadt ‘sBosch’, verwijzend naar een huurcedule van 13 juli 1689. Hendrik Sweerts de Landas is ontvanger der verpondingen

121 Request van Gerard Croon drossaard van de heerlijkheid Nuland n.a.v. het pootreglement van 1696, waarin opgenomen was, dat alle poten die afsterven vervangen dienen te worden, hetgeen ook geldt voor alle omgehakte bomen. Als gezworen pootmeesters worden genoemd de schepenen Jan van der Pol en Anthonis Ermerts en als collecteur van de houtschat Pieter Le Chevalier. In het stuk worden een serie bomen genoemd nl. bij de hoeve van de erfgenamen van Jonker de Jeger aan het einde van de Weertscheut 62 bomen, langs de hoeve aan de Vinkelse kant 85 bomen, de Heer van de Gevel in de ‘Voortsestraet’6 bomen, de Heer Brandijn 86 bomen, Gijsbert van der Linden cum suis op de Straet 30 bomen. Bij nauwkeurige controle is echter gebleken dat meer bomen waren omgehakt waar nieuwe voor in de plaats zouden moeten komen, zoals op de ‘Nulantsche Straet’ ter hoogte van het erf van de kinderen van Geurt Zegers 13 bomen, bij Jan van de Ven 3, bij de weduwe Aert Henricx van de Ven 20, bij het erf van het convent van Coudewater op de Groenstraet 11, bij het land van Luijtjen de weduwe van Bastiaen Wouters 14, bij Jan Geurts 10, bij Willem Claessen Becker 25. Ondertekend door P.H.Roij

99 Request van Marten de zoon van Johan Kivit met het verzoek te Nuland een olieslagmolen te mogen oprichten door paarden getrokken. Overigens bleek de molen al opgericht te zijn voordat hij octrooi aanvroeg, waarmee hij een boete van 60 gouden realen riskeerde. Uiteindelijk is hem dit ‘ut sonderlinge gratie’ niet aangerekend. De recognitiecijns voor deze molen bedraagt per jaar 5 gl.